Dit zijn zonnestralen
(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Moeder ging dan in den kelder
Om wat wortelen, wat selder
En wat spek voor hutsepot:
- Vreezend dat de slimme kater
Daar zou zijn een weinig later
Deed zij nog de deur op slot.
Moeder was nog niet beneden
Of daar kwam, met stille treden,
Onze fijnaard voor den dag,
Uit de wieg, waar 't kind in lag:
Recht naar 't kasken! - daar aan 't krabben!
Wip er op! - en dan aan 't slabben.
Maar zijn kop was juist zoo groot
Dat hij in het potje sloot.
Moeder deed de deur weer open....
Ei! zij zag de kat aan gang,
En greep seffens naar de tang.
Poesje meende weg te loopen;
Doch, niet ziende waar ze was,
Viel zij neder van de kas,
Liep in eens de trappen op
Met den melkpot aan den kop!
|
|