fraei met witte broeken en roode sluijers gekleed; aldus vergezelden zy het gelukkig paer van de hoeve naer de kerk en van de kerk naer de hoeve.
In al de dorpsherbergen was er dien dag volop te dansen en te drinken.
Alles liep in vreugd en deugd af.
En 's anderdaegs was Netjen Jambers de lieve, opregt beminde echtgenoote van Karel en tevens de hupsche pachteresse der ryke Meerhoeve.
De kinderen en kindskinderen van dit, later alleszins gezegend, paer leven heden nog op dezelfde gemeente.
Zy verhalen nog dikwyls de geschiedenis, die wy hier voren neêrschreven, maer nooit laten zy na er als zedelyke gevolgtrekking by te voegen:
Het bygeloof is de schrikkelykste der menschelyke zwakheden; de onwetendheid is de afschuwelykste der maetschappelyke plagen; maer de school verdryft die twee monsters, en immer zullen hier de kinderen ter schole gaen; immer zal zich hier de geest met het lichaem ontwikkelen; immer zal men hier waerheid van logen, geloof van bygeloof trachten te onderscheiden, en aldus door het verstandelyke leven aen de hoogere bestemming der menschen, naer de inzichten des Opperheers, leven.
einde.