Thans - steeds met hetzelfde doel - bieden wy onzen lezeren ootmoedig een nieuw werk aen, en by deze uitgaef zy het ons vergund, eens vooral de vraeg op te lossen:
‘Wat is een volksboek, of eerder een boek voor het volk? - Welke vereischten moet een boek vereenigen om wezenlyk voor het volk geschikt te zyn?’
Zulks te weten is vooraf onze pligt; mits wy zoo vry zyn te verklaren dat wy regtstreeks voor het vlaemsche volk, in den toestand waer het zich heden bevind, meenen te schryven. -
Een boek voor het volk moet:
Eerstens - over zaken, die het volk nuttig aenbelaugen, handelen, en zoo klaer voorgedragen wezen dat de strekking er ligt van op te vatten, en te bewaren is;
Tweedens - op eenen winteravond of zondag namiddag kunnen uitgelezen worden;
Derdens - niet te duer kosten.
Daerom kozen wy, by voorkeur, onderwerpen uit het alledaegsche leven; daerom doelden wy op geene ydele drift-effekten, maer wel meer op gedachten-ontwikkeling. Gezonde, duidelyk uitgedrukte denkbeelden zyn levenssappen voor het volk.
Daerom rekten wy onze verhalen niet overtollig uit, maer schreven ze bondig, meest aen de kern der zaek houdende.
Daerom stelden wy de pryzen onzer werken ten bereike van elke beurs. -
De morele hoedanigheden van den volksschryver moeten in zyne geaerdheid, in zyne trouw besloten liggen. -
Hy, die niet innig met het volk heeft omgegaen en deszelfs zeden niet van naderby heeft betracht, kan geen volksschryver wezen.
Hy, die, om welkdanige reden ook, voor de nuttige waerheid terugwykt, mag geen volksschryver heeten.