Nota voor de opvoering.
Figuratie en Regie:
Er zijn minstens 20 werklieden en 6 soldaten noodig. De werklieden, die op het einde van het 2e tooneel, IIe bedrijf, in de fabriek gaan, kunnen zich gedurende het 3e tooneel weder bij de anderen vervoegen, om het getal figuranten niet te verminderen. Het gerucht van het springen der machien, kan nagebootst worden door het tegen een bonsen van ijzeren platen, en dit der ruitenbrekerij door het vallen van eenige stukken glas en scherven. De soldaten schieten elk eene scheut, in de richting boven de hoofden en met los buskruid; men gebruike honden- of koeienhaar, in plaats van papier, tot het laden der geweren, ten einde alle gevaar van brand te vermijden.
Costumen: De werklieden dragen kielen, of vesten, en mutsen, doch niet allen gelijk; er dient verscheidenheid te wezen. Thomas is deftiger dan de overigen gekleed; Karel is in het 3e bedrijf op zijn zondaags. Brein behoeft een zwart laken costuum met zijden hoed. De soldaten dragen het uniform der linietroepen.
Als benoodigheden moet men zorgen voor eene groote klok; voor gerief van een' werktuigkundige: hamer, vijstang, enz. De ballen, die steenen moeten verbeelden, zijn ligt te maken met grauw papier dat vast saamgedrongen wordt; de zelfde die bij den eersten aanval gediend hebben, kunnen ook bij den tweeden gebruikt worden; dus is een vijftigtal zulker ballen voldoende. Verders behoeft er nog: een gaanstok, een bezem, een potje melk, krintekoeken, likeurglaasjes, een of meer tasjes op de schappraai en een handsvol pluksel of draadjes katoen.