| |
XXV
In haar laatste hoofdstuk handelt, de commissie over de bastaardwoorden. ‘Deze vervallen van zelve in drie klassen: 1) de zoodanige die geheel nederlandsch (nederduilsch?) geworden zijn; 2) de woorden die geheel vreemd zijn gebleven; en 3) de woorden, die tusschen deze beide soorten instaan, d.i. de eigenlijk gezegde bastaardwoorden.’
‘De eerste klas kan natuurlijk tot geene moeilijkheden aanleiding geven, daar al de woorden tot dezelve behoorende eenen gansch verdietschten vorm hebben aangenomen.’
Als: ark, beest, beurs, boei, bres, brief, bul, dom, feest, fijn, fraai, gips, gom, enz.
‘De tweede klas bestaat uit woorden,
| |
| |
wier uitspraak en accentuatie niet in het geringste veranderd of gewijzigd is, en die juist zooals in de vreemde taal worden uitgesproken.’
Zoo: facto, jure, incognito, partim, passim, raptim, totaliter, generaliter, pro, contra, ergo, idem, item, punctum, anno, datum, primo, secundo, medio, ultimo, enz.
‘De woorden der derde klas, ontleend uit talen die het latijnsche (d.i. hier hetzelfde als het nederlandsche) letterschrift bezigen, worden op de oorspronkelijke wijze geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd is gebleven. Waar deze echter gewijzigd is, en de oorspronkelijke spelling tot eene ongewone uitspraak aanleiding geven zou, wordt de spelling in zooverre op nederlandsche wijze veranderd. De wijziging heeft plaats 1) ann het einde der woorden, 2) in het lichaam van het woord.’
1) ‘Aan het einde der woorden:’
Als: evangelist, publicist, trompet, publiek, Majesteit, contingent, sextant.
‘Niet altijd echter is de vreemde uitgang
| |
| |
van het woord afgeworpen: dikwijls is alleen đe uitspraak veranderd.’
Zoo zijn: paleis, lakei, souverein, livrei, generaal, profijt, enz.
‘Door deze en dergelijke veranderingen zijn de bekende bastaarduitgangen: aal, aan, aat, ant, eel, eeren, eet, ent, et, ief, iek, iel, iet, ijn, ijt, oor, uut, oen en andere ontstaan, die geheel op nederlandsche wijze behandeld worden. Alleen de uitgangen air en oir behouden hunne fransche ai en oi: militair, stationnair, transitoir, executoir, enz.’
‘Het achtervoegsel aadje is verworpen; men schrijft: page, pelgrimage, bagage, slijtage, stellage, stoffage, lekkage, tuigage, enz.’
2) ‘In het lichaam der woorden:’
Als: genie, ingenieur, garnizoen, gitaar, pleizir of plezier, saizoen; - academie, theocratie, physica, orthographie, philosophie; - biograaf, photograaf, telegraaf, telescoop, philantroop, philosoof, basilisk, apocrief, acustiek, cliniek, diptiek, synoniem, proseliet, apostel, diaken, scaphander, enz.
| |
| |
‘De volgende woorden worden, krachtens hun minder gebruik in gewonen stijl, ook op minder nederduitsche wijze geschreven:’
Dejeuneeren, soupeeren, incommodeeren, receptie, felicitatie, discretie, canapé, candelaber, lorgnet, specerij, vermicelli, macaroni, morilles, logica, categorie, maconnerie, loge, concreet, abstract, scrupel, lancet, pincet, bistouri, crayon, aquarel, pose, silhouet, enz.
‘Op meer nederduitsche wijze, krachtens hunne meerdere populariteit:’
Dukaat, biljard, biljet, kapel, kapelaan, knaster, kamfer, kapitaal, karakter, karwats, kwartier, kazerne, kasteel, kastelein, likeur, katrol, karkas, loods, penseel, vermiljoen, traktement; - poëzie of poëzij, porfier, saffier, enz.
Tot hier heeft de commissie getrouwelijk, zoowel hare regels als toegepaste voorbeelden, uit het meer vermelde Ontwerp van Spelling, door Dr te Winkel overgeschreven, ja, zoo getrouwelijk overgeschreven dat het officiëel Verslag, zeker en vast, onder de toepassing der wet op den nadruk zou vallen: enkel twee puntjes verschillen, namelijk het gebruik der s, in samenstellingen
| |
| |
die er mede beginnen, en het verwerpen der y in woorden als vloeien, zaaien, enz., en daarmêe verklaart de commissie den vereerenden last, welken het Staatsbestuur haar wel heeft willen opdragen, volbracht te hebben.
Wij ook hebben dus den ons - enkel door het belang onzer moedertaal - opgelegden last volbracht, d.i. ons overzicht in geweien, en naar gelang onzer bekwaamheid, afgemaakt.
Hebben wij dan ook hier en daar de wetenschappelijke waarheid met recht verdedigd, zoo bewezen wij der nederduitsche taal dienst, en die voldoening beloont ons rijkelijk. Hebben wij gedwaald, zoo vallen wij van zelve onder de veroordeeling onzer eigene grondbeginselen, want, het moet onbewimpeld uit ons onderzoek blijken, dat wij, in zake van taalstudie, vrij en vrank rationalist zijn, en aan geen mensch het bovenmenschelijk voorrecht der onfeilbaarheid toekennen; immers, hebben wij gedwaald, zoo zullen wij, in de schaduwe van Bilderdijk, Lolofs, Ten Kate, Siegenbeek en anderen
| |
| |
(even als wij door de commissie op menig punt veroordeeld) ons nederig meâ culpâ spreken; doch, desniettemin ons gelukkig achten, in volle vrijheid, onze denkwijze over de Nieuwe Spelling te hebben mogen uiten, ja, niet verplicht geweest te zijn stellingen, welke wij op grond van overtuiging immer bestreden, thans op eene officiëele wijze te wettigen, zooals eventwel het geval was met onze hooggeleerde en achtbare vrienden David en Dautzenberg.
Het zij ons vergund het hier ten slotte te verklaren: het is diep te betreuren dat de Belgische commissie, die officiëel handelde, ja, wellen maakte welke moesten opgedrongen worden, in alles en voor alles, veel te lichtvaardig aan de minste wenken van de Redactie van het Woordenboek, die op eigen gezag en eigene verantwoordelijkheid schrijft, heeft toegegeven. De toestanden waren eventwel gansch verschillend: de Redactie week voor eene radicale hervorming terug, zij vreesde eene ontzaglijke oppositie in Holland en besloot een' middenweg te volgen, waarop zij nu van twee zijden, èn van de aanhangers
| |
| |
van Bilderdijk èn van die van Siegenbeek, wordt aangevallen. De Belgische commissie was vrijer, dewijl de systemalieke schooltaal bij ons, op verre na, nog zooveel kwaad niet heeft gesticht. Laat het ons maar vrijuit zeggen, de Belgische commissie, in stede van de hollandsche Redactie zoo slafelijk, voet voor voet, te volgen, was in de gelegenheid gesteld om een' grooten stap voorwaarts te doen, en taalwetten te maken die eerlang, om hunne deugdelijkheid, door onze Noorderbroeders zelven zouden aangenomen geworden zijn; want, - ho, men houde er zich van overtuigd, - vooraleer het Woordenboek ooit volledig zij, zal de thans door ons, al te lichtvaardig (en ongelukkiglijk officiëel) aangenomene Spelling door het algemeen gebruik in Nederland op meer dan een punt veroordeeld wezen. Naar berekening der Redactie zelve, moet de uitgaaf van het Woordenboek twintig jaren duren; welnu, in tegenwoordigheid van den voortgang, welken men hier dagelijks in de taalstudie maakt, is het onaannemelijk dat, gedurende twintig jaren! de nu zoo deerlijk
| |
| |
miskende wetten der euphonie en der etymologie zouden ongewroken blijven.
Het kwam er overigens niet op aan het op alle punten volstrekt met de Redactie eens te zijn: met de hoofdpunten alleen, en daarmeê had elkeen vrede, was het beoogde doel volkomen bereikt.
Doch, daar hel nu, door de daadzaak onzer Nieuwe Spelling zelve, bewezen is dat wij, op alle andere Landen der wereld, het hoogere voordeel genieten, onze taal onder de gewone administratie te zien vallen, even als het verbreeden en versmallen van straten, het opkuischen en herstellen van monumenten, zoo mogen wij met recht vertrouwen dat, eens of morgen, een of andere bureaucraat het geradig vinden zal aan een' of anderen minister eene Tweede nieuwe Spelling voor te stellen, en zoo zal het vlaamsche volk, dat staat vast, met zulk administratief gemak van vernieuwing, op korten tijd zijne taal, zijn' duurbaarsten schat,
| |
| |
zijn heiligst eigendom, in een kleed van echt logische stoffe, met onverbreekbaren grammaticalen draad genaaid, gestoken en opgesmukt zien.
Uittreksel van den Progrès, orgaan van het middengenootschap der Belgische Onderwijzers.
Brussel, 1865.
|
|