is ons thans gebleken onvermijdelijk te wezen: verwarring uit misverstaan. Het ligt overigens onbetwistbaar in de hoofdneigingen van den mensch het werktuig, waarvan hij zich bedient, in al zijne deelen te willen kennen.
Wij zijn er dus verre van af de talrijke onderwijzers, die ons wegens het vraagstuk der jongste Spelling naar verklaring en opheldering vragen, te misprijzen: zij zijn in hun recht, ja, geven blijken van loffelijke taalmin.
Tevens vertrouwen wij dat onze aanmerkingen bij niemand als een blaam voor de commissie, voor welke wij allen verschuldigden eerbied belijden, zullen beschouwd worden. Dat de commissie een efficiëel karakter had, kon haar eventwel het hoogere voorrecht der onfeilbaarheid niet geven: hare deugdelijkheid moest gewis in het beproefd talent harer leden bestaan, en dit talent kan eerst dan den waren stempel der onfeilbaarheid dragen, wanneer zijne voortgebrachte vruchten aan alle nasporingen der taalwetenschap kunnen wederstaan; en ook