Woord vooraf
Geschiedenis en psychologie zijn voor mij altijd nauw verweven geweest. Ofschoon het vak geschiedenis mijn eerste voorkeur had, ben ik tóch psychologie gaan studeren. Ik meende dat ik daardoor de mij fascinerende verschillen en overeenkomsten tussen mensen beter zou begrijpen. Maar menselijk gedrag is altijd in de historie gegroeid gedrag. En zo beland je dan toch weer in de geschiedenis.
De verklaring van de heksenwaan vormt tegelijkertijd een psychologisch en een historisch probleem. Psychologisch omdat het om een - althans voor de latere generaties - raadselachtig denken, voelen en handelen gaat; historisch omdat de vervolgers alleen nog via hun geschriften te ondervragen zijn en omdat hun activiteiten in een historisch kader geplaatst moeten worden, waarmee wij niet meer vertrouwd zijn. Daardoor wordt de studie van de heksenvervolging vooral object van geschiedenis, in het bijzonder mentaliteitsgeschiedenis. Ik zou mij op dit gebied niet hebben durven begeven, als ik niet via mijn lidmaatschap van de redacties van de tijdschriften Dux en Jeugd en samenleving had mogen ervaren dat een interdisciplinaire aanpak mogelijk en zinvol is. Dit boek komt eigenlijk voort uit een interdisciplinair project van Jeugd en samenleving. In 1975 verscheen een dubbelnummer onder de titel ‘Rolverhoudingen tussen man en vrouw, historisch, antropologisch en volgens aktueel onderzoek’. De oudgermanist prof. dr. J. Huisman en de historicus prof. dr. A. Weiler maakten deel uit van de voorbereidende werkgroep. Ik formuleerde in het verband van dit project mijn eerste hypothese over de heksenvervolging. Uit dit project groeide een nieuw project-plan onder de naam ‘Rolverschuiving van de vrouw in het begin van de moderne tijd’. Omdat de uitvoering ervan echter het kader ‘jeugd’ te buiten ging, werd met medewerking van bestuurs- en redactieleden van Jeugd en samenleving de ‘Stichting Werkplaats Wetenschap en Maatschappij’ opgericht. Van de medewerkers binnen deze stichting zijn verschillende publikaties in voorbereiding, die ik in mijn inleiding noem. Bestuur en medewerkers ben ik zeer dankbaar voor hun enthousiaste samenwerking en steun.
Voor mijn eigen onderdeel van het project - de studie van de heksenvervolging - moest ik een voor mij geheel nieuwe wereld betreden: die van de archieven en oude drukken. De medewerkers van archiefdiensten en bibliotheken die mij hielpen om in hun boeiende wereld wegwijs te worden, ben ik veel dank verschuldigd. De beheerders en medewerkers van archieven van wie ik informatie over een bepaald onderwerp of andere hulp ontving, vermeld ik ter plekke in dit boek. Onder de bibliotheekmedewerkers die mij hielpen, wil ik er enkelen noemen aan wie ik mij bijzonder verplicht voel: de medewerkers van