Een ander aanwezig lid van de N.S.B., de heer Nije, had de
Jodenvervolging besproken. Tot hem zeide Drees:
Aan het slot van zijn rede is de heer Nye op wat ruimer terrein gekomen dan
alleen dat van de Staten. Hij heeft toen zelfs weer de Jodenvervolgingen ter
sprake gebracht, niet om, als hij daarover eenmaal sprak, dan zijn schaamte
erover te betuigen dat dergelijke afschuwelijke dingen gebeurden door een
beweging, die hij voortdurend aan het Nederlandse volk ten voorbeeld durft te
stellen, maar om hier nog weer te doen blijken van nijd, dat het Nederlandse
volk aan die verschrikkelijk zwaar getroffen mensen tegemoet komt en poogt hun
noden enigszins te lenigen. Het is gelukkig, dat het Nederlandse volk heeft
getoond, door de wijze waarop het de collecte voor de Joodse slachtoffers heeft
gesteund, dat het volkomen bereid is, ondanks eigen noden, moeilijkheden en
ellende, om te helpen lenigen de nood en de ellende, die door de vrienden van
die heren in een ander land in het leven zijn geroepen. Dan zegt de heer Nye:
Wij bestrijden dit systeem niet alleen om de practische dingen, maar om zijn
geest.
De heren bestrijden elk stelsel, waarin nog van geest sprake kan zijn! En dan zeg
ik: Ook voor ons gaat het niet om bijkomstige dingen maar het gaat ons om de
geest. En dan is het systeem, dat de heren willen verdedigen, het systeem, dat
uitingen van geestelijke vrijheid onmogelijk worden gemaakt. Dan is dat systeem
er een, waarbij in geen enkel vertegenwoordigend lichaam, in geen enkel hoe ook
gevormd college of daarbuiten of in de pers zou zijn toegelaten, dat iemand
uitspreekt wat zijn vrije overtuiging is. Dan is dat het systeem, waarin door de
leider alleen zal worden aangegeven wat er mag worden gedacht en gesproken, hoe
er mag worden geschreven, hoe men zich mag organiseren. Maar als de heren dan
menen, dat zij voor die geest het Nederlandse volk zullen kunnen winnen, dan
blijkt eerst recht duidelijk, hoe zij van de beste karaktereigenschap, van de
vrijheidswil van ons volk, verstoken zijn.