regeren. Zodra de omstandigheden dit onmogelijk maken, is Drees
bereid terug te treden in een loyale oppositie. Een loyale oppositie, dat
betekent een oppositie die rekening houdt met de terugkeer tot het werk, als de
omstandigheden die terugkeer noodzakelijk maken.
Regent en politicus is Drees. Zijn politieke belangstelling dateert van voor zijn
toetreden tot de S.D.A.P. en hij is daar lid van geworden op zijn achttiende
verjaardag, geen dag later dan mogelijk was. Op zijn vijfentwintigste werd hij
voorzitter van de federatie Den Haag van zijn partij en twee jaar later deed hij
zijn intrede in de Haagse gemeenteraad, waar-van hij lid is gebleven tot de
raad, onder de Duitse bezetting, zijn werk moest staken. Hij had er een groot
gezag. De oude Vliegen, die niet gewend was een blad voor de mond te nemen, heb
ik in een conferentie eens horen verzekeren: ‘Drees is de enige politicus in dit
gezelschap’. Dat was niet helemaal juist, maar de uitlating typeerde Vliegen. En
zij typeerde Drees, wiens gezag in alle colleges waarin hij zitting had,
onbetwist was.
Van 1933 tot 1940 was hij lid van de Tweede Kamer en toen de voorzitter van de
socialistische fractie in 1939 minister werd, was Drees zijn aangewezen
opvolger. Dat hij tijdens de bezetting de vertrouwensman werd van het verzet en
van de regering in Londen sprak haast vanzelf.
Het lag eveneens voor de hand, dat hij na de bevrijding een der beide
kabinetsformateurs werd en later minister-president. Wat hij als minister heeft
gedaan behoeft geen vermelding meer. Iedereen weet het.
Deze opgang is een gevolg geweest van bekwaamheid en politiek inzicht, maar ook
van karakter. De beste bewijzen van karaktervastheid vindt men in zijn houding
tijdens de bezetting. Wat hij toen bij sommige gelegenheden nog openlijk heeft
uitgesproken en geschreven wijkt geen haarbreed af van wat hij in volle vrijheid
gezegd zou hebben.
In dit boekje is de practische werker, de regent, de poli-