7 januari
Mijn bomen voor het raam schitteren van de rijp in de vele havenlichten. Het is steenkoud, maar ik kan er toch niet toe komen om de gordijnen dicht te trekken, ze zijn zo onwezenlijk mooi.
Vandaag is Ineke Luiten bij mij in de klas geweest. Luiten kwam haar zelf brengen met het verzoek of ze een paar dagen op school mocht zijn; zijn schoonzuster was zwaar verkouden en nu was er niemand om naar Ineke te kijken.
Ik heb de kleine hummel meegenomen naar meisjes die ze kent...
Jammer genoeg, kende Joke, die de jongste kinderen in haar klas heeft, Ineke niet. Ik dorst het kleine dier, dat me erg schuw leek in de vreemde omgeving, niet bij haar in de klas te geven. Meestal doe ik het wel, de groten zijn voor een bijna driejarig kindje al zo erg ‘groot’.
Zo nam ik Ineke maar in mijn klas. Ik zette haar apart aan een tafeltje, maar het dankbare trotse lachje, dat bijna altijd volgt, als ik aankondig, dat het kind een tafeltje helemaal voor haar alleen krijgt, bleef uit. Ineke was nooit een uitbundig kindje, maar nu heeft ze iets schuws, ik zou haast zeggen iets stiekems gekregen.
Het is een hard woord, dat ik neerschrijf. Ik heb er geen enkele grond voor, geen enkel bewijs, alleen een bloedrood hartje met een heldergele ster... en toch weet ik, dat dit woord waar is.
Ineke heeft het hartje van papier in haar schortzakje, waarop een onnozel opzittend hondje geborduurd is, gemoffeld. Gek, dat ik me dit borduurwerk herinner. Vroeger hadden de kinderen Luiten nooit handwerk op hun kleren, maar nu... op Inekes schort zat het