betreurenswaardige toestand van de school aan het licht bracht. Ik had zeker wel vernomen, dat het kind van broeder Korver heel ernstig ziek was? Natuurlijk kon ik het bevestigen. Had ik niet vanmorgen voordat ik naar school ging in een cel opgebeld naar het ziekenhuis? Gelukkig was Jettie bij kennis gekomen maar nog zo zwak... Hoe graag had ik even bij dat bedje gestaan met een mooi plaatje in mijn hand, zo'n vrolijk gevalletje van een vlinder of een vogel en dat haar alleen maar laten zien.
Ik dwaal af in mijn schrift, als moeder mij hoorde vertellen zou ze zeggen, kind wat ben je weer wipperdewapperig, een uitdrukking, die we bewaard hebben uit de tijd, dat vader nog hoofd van een dorpsschool was.
Er is een vlek op mijn schrift gevallen. En toch wil ik doorschrijven, want anders lig ik vannacht weer wakker.
Ik knikte dus bij de woorden van de Groot, hij lijkt op een vis als hij spreekt, (de Groot praat nooit, hij vertelt ook nooit wat, hij SPREEKT).
Dit betreurenswaardige ongeval zou niet gebeurd zijn, als er meer toezicht in de klas geweest was, als ik niet met die drukte voor Sint-Nicolaas begonnen was.
Mijn oog ging naar de kast, waarin ettelijke fleurige dingen opgeborgen liggen, bladwijzers, die de kinderen aan hun ouders mogen geven, feestmutsen om de goede sint te ontvangen, en de van zwart papier geknipte maskers, grotesk en barbaars.
Wij moeten de viering van dit feest afkeuren, ging de Groot voort, en u ziet wat de gevolgen ervan zijn.
Ik werd woedend. In de voorlaatste bestuursvergadering was het goedgevonden. Maar daar was hij niet geweest, weet ik heel helder.
Ik kon me nu wel op de besluiten gaan beroepen,