| |
| |
| |
| |
14 september
Ik kan de regen over de iepebladeren, waarop ik kijk van uit mijn raam, zien druipen. Ze glimmen van het vocht en hebben al gele plekken die oplichten onder de loodgrijze lucht. Het doet je aan de herfst denken die nu komt. Als ik anders op zo'n trieste dag uit de kleuterschool thuiskwam, zorgde moeder voor wat extra's. Een fijn toetje of iets lekkers bij de thee. Nu was bij mijn aankomst de kamer leeg en kil van de regen. Ik ben met mijn natte regenjas nog aan naar binnen gelopen, om het theelichtje vast aan te steken. Toen heb ik pas het water opgezet. Ik was blij dat ik dat gedaan had, het leek op een soort welkom, die kleine lichtbron.
Met de gordijnen nog open zit ik, weggedoken in mijn gemakkelijke stoel, voor me de gloeiende staven van de elektrische kachel. En op mijn schoot ligt dit dikke schrift met deze paar regels.
Eigenlijk is dit dikke schrift de oorzaak, dat ik ben gaan schrijven. Plotseling benauwde de gebeurtenis, waarbij dit schrift nauw betrokken is, me zo, dat ik het moest uiten. Vroeger praatte ik er over met moeder...
Er zijn veel termen om aan te duiden dat iemand gestorven is. Bij mijn kinderen op de kleuterschool zijn de mensen en ook de kinderen, die overlijden, bij de Here Jezus in de hemel. Maar als ik aan mijn moeder denk, komt me altijd die wondermooie term van het
| |
| |
Leger des Heils in gedachten: bevorderd tot heerlijkheid.
Moeder stond op haar post tot ze afgelost werd, als een trouw soldaat.
Wij (mijn zuster en ik) hebben van kind af aan het veilige gevoel gehad, dat we altijd bij moeder konden komen, met alles.
Nu is Trudy, mijn zuster, geëmigreerd, en ik zit alleen in onze oude huiskamer, met mijn schrift op mijn schoot. Achter onze suitedeur speelt de radio van mijn inwoning, heel zachtjes, maar toch in de stilte van mijn kamer, hoorbaar. Een programma, waar wij thuis nooit naar geluisterd zouden hebben.
Ik mag hier geen aanmerking op maken, want ik heb deze inwoning aan de heer de Jager en zijn jonge vrouw zelf aangeboden. En ik moet zeggen, het is niet erg. In een grote, steeds onderdrukte behoefte om mijn eigen sfeer om me heen te hebben, heb ik deze kamer de dag na de begrafenis radicaal veranderd. Nu zou ik hem weer wensen, zoals hij vroeger was. Moeder moest in haar oude leuningstoel zitten luisteren naar mijn verhalen over school, zoals ze altijd deed. Dan moest ze even uit het raam kijken naar de bomen en met stille stem haar mening zeggen. Moeder was de laatste jaren, vooral na het vertrek van mijn zuster, een vriendin van me geworden.
Ik heb deze eerste bladzijde nog eens over gelezen, en nu weet ik, dat alles wat ik aan moeder zou willen vertellen, in dit schrift geschreven zal worden. Juist in dit schrift, omdat ik dit in mijn tas gestoken heb, met de gedachte: als moeder nog leefde, zou ik haar dit vertellen. En toen stak ik het met een onwillekeurige beweging in mijn tas.
Het was in mijn kleine kamertje, opzij van de twee lokalen. Om mij heen rumoerden de kinderen, die door
| |
| |
de storm naar huis zouden lopen. Ze zijn dan nog levendiger dan anders. Thea stond naast me. Het felle gele doekje zeer modern over haar kastanjebruine haar geknoopt, de grote mond cyclamen aangezet. Maar haar ogen had ze neergeslagen en haar donkere wimpers lagen opzij van haar wipneus op haar wangen, die nu nog het bruin van de zomervakantie toonden, met donkerder sproeten.
- Ik kan het wel ruilen, dat schrift, zei ze tegen me, en haar ogen blikkerden fel. Hierdoor bracht ze me in een moeilijk parket. Ik had haar uitgestuurd om een schrift met spiraalrug te halen, waarin ik een ‘logboek van de school’ wilde maken, en toen ik vanmorgen de bijzondere originele tekening van Steefje Goossens over de vakantie onder ogen kreeg, en Willy Terlaak de opmerking plaatste, dat het toch zonde was dat er zoveel leuke dingen na verloop van tijd hier of bij de ouders in de prullemand terecht kwamen, moest ik ineens weer aan dat logboek denken en vroeg Thea zo'n schrift te halen, omdat haar klas buiten speelde met de assistente, dus zij het beste gemist kon worden. Eigenlijk had ik al argwaan moeten krijgen, dat Thea geen bezwaar maakte tegen het boodschapje, zoals anders dikwijls het geval is, maar ik dacht er op dat moment niet aan. En zo kwam zij pas klokslag twaalf uur terug met een totaal verkeerd schrift, schitterende ogen en zonder gedachte bij haar werk. Toen ik haar de kinderen met losse jasjes de schooldeur uit zag sturen, wist ik wat ik gedaan had.
Je moet haar voortdurend uit de buurt van jonge mannen houden, zou moeder zeggen, heb je daar weer niet aan gedacht, dat ze bij Verkaaiks boekhandel een nieuwe jonge knappe assistent hebben? Moeder zou een fijn lachje om haar mond hebben, wanneer ze deze opmerking maakte. Tegen anderen zou ik nooit durven praten over mijn voortdurende moeilijkheden met Thea.
| |
| |
Thea is jong en knap, ze heeft een opvallend uiterlijk en haar kleding is er constant op gericht, dit nog meer uit te laten komen. Ik weet, dat Thea deze school als intermezzo gebruikt, omdat ze toch wat moest doen, maar ik wilde, dat ze haar tijd tussen de levenloze bladeren van grootboeken en zo doorbracht en niet met levende kinderen. Die worden zo gauw de dupe van achteloosheid. En als hoofd ben ik verantwoordelijk. Maar ze kwam vanmorgen weer met een verkeerd schrift terug. Ik heb direct Tony uitgestuurd om een goed te halen. En ik hoorde Thea, toen ze in de gang stond na mijn weigering, haar persoonlijk haar fout goed te laten maken, nog halfluid mompelen over oude vrijsters, die de zon niet in het water kunnen zien schijnen.
Nu ik hier in mijn stille kamer zit, met het bewuste schrift op mijn schoot, zie ik weer haar half uitdagende half triomfante glimlach. Zo iets van: ik zie ik zie wat jij niet ziet, ik zie een man.
Moeder, u weet, dat ik graag een eigen gezin zou willen hebben, maar u weet ook, dat ik dit niet het een en het al vind. Ik houd van mijn werk, ik houd van mijn kinderen. Ik weet, dat ik niet overbodig ben. Ik ben verantwoordelijk en daarom zal ik de maatregelen nemen, die ik in het belang van de school acht, of ze me een oude vrijster vinden of niet. Toch kan het pijn doen. Soms als de moeders een of andere stommiteit uitgehaald hebben, en je hen probeert een beetje meer begrip bij te brengen voor hun eigen kinderen, zeggen ze net als de moeder van Pietje Verkerk, toen ik er haar op attent maakte, dat ze wel eens wat aan het hoofdkapitaal en de lijfrente van haar zoon mocht doen:
- Heb ik dat jong gekrege, of u, nou dan, ik zal wete wanneer of ik hem kamme mot, luizen benne gezond, als ze niet bij de kindere weze wille, hebbe
| |
| |
ze de tering of zitte hardstikke vol met kliere...
Toen heb ik Pietje zelf maar gewassen en gekamd, het resultaat was verbluffend...
| |
20 september
Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. Dat is een zin, die ik deze week gebezigd heb in een bedelbrief aan de ouders om een paar centen meer te krijgen voor de viering van de verjaardag van Sinterklaas.
Natuurlijk krijg ik bezwaren, ik weet het al. Het schoolgeld vinden de mensen vrij hoog, en dan iets extra's in een tijd, dat eigenlijk iedereen wat extra's nodig heeft! Dat ben ik gewend. Maar wat ik nu beleefde is het toppunt. Ik heb het hier voor me liggen, en als moeder nog leefde zou ik het haar vertellen. Daarom heb ik nu nog maar eens de toevlucht genomen tot dit schrift. Naast het kaft ligt het briefje, dat ik van het bestuur gekregen heb, en dat ik moet beantwoorden. Mijn bestuur is eigenlijk iets grappigs. Twaalf mannen en als ik dan binnenkom voel ik ze denken, dat een schooljuffrouw wel heel nuttig is, maar toch maar een vrouw is, zodat zíj de zaken van de school nodig recht moeten houden. Vroeger was het nog erger, toen werd ik niet eens in de vergaderingen toegelaten. Kon ik mijn wensen schriftelijk kenbaar maken en werd over me beslist, net als de Verenigde Naties doen over de krijgsgevangen Koreanen op ‘hoog niveau’. Maar sinds Luiten, het hoofd der school naast onze kleuterschool, in het bestuur gekomen is, is dat veranderd. Ik mag nu bij de besprekingen zijn, die het onderwijs betreffen, en dat helpt me reusachtig. De school gaat vooruit, en vooral het klassewerk wordt prachtig.
| |
| |
Morgen gaan we een herfstboom scheuren. Ik zou over het bestuur vertellen, maar deze vreugde wil ik toch even vermelden, voordat ik aan het briefje begin. Er zijn dingen die naar azijn ruiken en smaken. Zo ook dit epistel. Zo op het oog ziet het er keurig genoeg uit en is correct in de vorm. Maar in die correcte vorm zitten een ontelbaar aantal zurigheden verborgen.
Het luidt als volgt:
Aan het bestuur der christelijke Bewaarschool ‘Wilhelmina’
Geachte heren en broeders,
Tot onze grote verwondering ontvingen we d.d. 19 september ll. een schrijven, dat ondertekend was door het hoofd uwer school Mejuffrouw A. Verdoold, en dat het verzoek bevatte een bijdrage te willen geven voor het op de school te vieren Sint Nicolaasfeest.
Wij menen deze bijdrage te moeten weigeren en wel op de volgende gronden.
Eerstens, is het Sint Nicolaasfeest een feest van heidens-roomse oorsprong, en als zodanig door ons, reformatorische christenen, te veroordelen.
Ten tweede is een christelijke bewaarschool geroepen de kinderen te onderwijzen en op te voeden in de verbondsbelofte, en niet geroepen om hun hoofd te vullen met allerlei oudwijfse fabelen, waaronder wij ook niet het minst het Sint Nicolaasfeest rekenen.
Ten derde, werd in dit schrijven gezegd, dat de school het sinterklaasfeest hoopte te vieren. Zonder de bijvoeging, die de apostel Jacobus ons voorhoudt te bezigen.
Ik vind deze brief een ernstig symptoom van de
| |
| |
vervlakking en verwereldlijking der kerk, waartegen ik meen ernstig te moeten protesteren.
Met broedergroeten,
uw
M. Korver.
En daar moet ik nu op antwoorden. Het liefste zou ik met de moeder van Grietje Marel zeggen, dat hij op het dak kon gaan zitten met zijn capsones, en dat hij maar naar zijn eigen moest kijken enz. enz. Soms wenste ik wel, dat je niet ‘beschaafd en netjes’ hoefde te wezen, maar dat je je in gevallen als bovenstaand kon bedienen van het beeldende en kleurrijke volksjargon, dat mijn moeders onder elkaar bezigen, en dat onze kleuters ook in de school ‘uitdragen’. Zei Corry Kers niet met een allerliefst stemmetje, dat hij zijn mede lot- en natuurgenoot Arie Post op Crooswijk zou timmeren? Maar ik ben ‘het hoofd der kleuterschool’ en van mij wordt verwacht, dat ik deze zaak naar waarde behandel. Het liefst zou ik een scherpe brief terugschrijven. Maar dan zouden ze Jetje thuis houden en dat kan ik dat kleine schuwe ding met haar muizengezichtje niet aandoen.
Iedere dag, als Jetje Korver met haar twee stijve vlechtjes met de zwarte strikjes achter op haar donkerblauwe manteltje tegen het hek gedrukt staat, en ik haar goeiendag zeg, lichten haar grote grijze ogen op. En als ze met Willy Terlaak aan een handje naar de klas loopt, kijkt haar hele gezichtje gelukkig. Wanneer er eens een toffie extra voor haar overschiet van de traktatie van een van de kinderen, dan strijken haar vingertjes zorgvuldig het zilver- of goudpapier glad. En bij het scheuren van papier of bij het vouwen, zoekt Jetje altijd de meest felle kleuren uit.
Mee naar huis neemt ze haar werk nooit. Dikwijls geeft ze het aan ons of aan een van de kinderen, of ze gooit
| |
| |
het in de Schie, waar ze langs loopt. Ik weet, dat ze het mooi vindt, maar ik durf haar niet te vragen waarom ze het doet. Ik weet het toch wel. Een keer, toen haar moeder haar kwam halen, omdat ze naar de tandarts moest, had ze een vouwblaadje. Lenie, onze jongste assistente, liet dit aan mevrouw Korver zien. Ze keek er amper naar, en zei, dat Jetje dit hier maar moest laten, want ze kunnen thuis geen rommel gebruiken. En Jetje sloop als een klein stukje ongeluk weer de klas binnen en duwde het vouwblaadje in de handen van Willy Terlaak.
Ik weet, dat Jetje, met haar liefde voor vrolijkheid en kleuren, een intense vreugde zou beleven aan de ‘goed-heilig-man’ die in hoogst eigen persoon onze school bezoekt, en dat ze voorzichtig met haar dunne vingertje over het fluweel van Piets wambuis zal strijken. Het is de enige sinterklaas, die het kind krijgt. Als ik niet tactvol, zeer tactvol, optreed, zal Jetje Korver van school genomen worden, en veel vreugde in haar kinderbestaan missen.
Ik wou dat er niet zulke ontzettende woorden in de Bijbel stonden. We mogen de kleinen niet ergeren. Hun engelen, ook de engel, die Jetje Korver dient, zien geregeld het aangezicht van God.
|
|