zegt de oude man zacht en hij vertelt van de wonderlijke droom van zijn vrouw.
Nelia knikt: zo was het, een boer zei nog dat Leen klaar moest staan als onze-lieve-Heer hem nodig had, ik had hem weer 'es Wandelstok genoemd, ziet u.
Weer valt er een stilte, waarin Lekkerkerker opstaat. Hij loopt langzaam naar het kastje waarop de Bijbel ligt. Die mocht Jannetje niet wegdoen al leest Bas ook uit hun trouwbijbel.
Hier staat het, zegt hij en hij wijst met zijn kromme vinger op de letters, die hij eens als trotse vader achter de dooptekst van zijn zoon schreef.
- Eén ding is nodig, leest Jolink hardop. De oude man knikt en wrijft met zijn zakdoek langs zijn ogen. Dat is de eerste keer, dat vreemden Leen Lekkerkerker zien huilen.
Jolink leest de andere namen en de naam van de oude man ook. Zo wordt een geslacht voortgezet, weet hij nu, en met elk lid sluit God Zijn verbond.
Hij kijkt Nelia aan, hij kan haar niet meer vragen of het goed is, wat hij nu zeggen gaat.
- Mogen wij onze eerste naar uw zoon noemen?
Verrast kijkt Leen Lekkerkerker op.
- Laat het, als het een meisje is, naar Nelly van de dominee heten, daar, hij wijst met een ruk van zijn grijze hoofd naar de deur van de slaapkamer, daar ligt al een Leen Lekkerkerker. Ik heb de oppas, begrijp je, dat komt er van als je opa wordt.
Er ligt een wonderlijk zachte glimlach op het gezicht van de oude boer. Nelia kijkt naar hem, zo kon Leen ook kijken, weet ze, en toch leek Leen op zijn moeder.
- We zullen het doen en we gaan het meteen aan Nelly vragen, belooft ze.
- Nelly is niet thuis, ze komt pas over een maand, en dan nog maar alleen de Zondag over, ze is van de week ook geweest, er stond weer een bos witte duizendschonen bij Leens graf, ik heb haar van het voorjaar een polletje planten gegeven.