Terug naar de auteur
(1989)–G.J. Dorleijn– Auteursrechtelijk beschermdOver de dichter M. Nijhoff
[pagina 7]
| |
1. LiedjeGa naar eindnoot+In De gids van januari 1924 staat het volgende gedicht. Liedje
Er staat in mijn hart een boompje gegroeid,
De wortels zijn bloedig rood,
Maar de bloesems vlokken als sneeuw die bloeit
Omhoog langs de heldere loot.
Nog zie ik 's nachts de vogels van vuur
En hoor hun verward gekras,
Maar 't stille gedicht, in het morgenuur,
Bevat niets dan hun witte asch.
En van de liefde verbleekt het rood
Tot de blanke bloei van het kind -
Er is een dauw die reeds naar den dood
Het leven te zuivren begint -
Dit ‘Liedje’ van M. Nijhoff is een eenvoudig gedicht: geen moeilijke woorden, geen gecompliceerde syntaxis. Wel zijn er wat bijzondere combinaties die aandacht trekken: een boompje dat in mijn hart gegroeid staat (‘gegroeid staan’), sneeuw die bloeit (‘bloeiende sneeuw’), bloesems die omhoog vlokken langs de heldere loot (‘omhoog vlokkende bloesems’), het rood dat van de liefde verbleekt tot de blanke bloei van het kind (‘verbleken tot’, ‘blanke bloei’), een dauw die het leven te zuiveren begint naar de dood (‘een dauw’, ‘zuiveren naar’). Voorts valt op dat elke strofe uit twee delen bestaat: in de eerste helft wordt iets gemeld, en daartegenover, gescheiden door het signaalwoord ‘Maar’, wordt iets anders | |
[pagina 8]
| |
gesteld. In strofe i is er sprake van een boompje dat met bloedig rode wortels in het hart gegroeid staat, maar de bloesems zijn sneeuwwit etc., in strofe ii is er sprake van verward gekras van vogels in de nacht, maar 's morgens is er nog slechts een stil gedicht met witte as. De derde strofe kan men in dit zelfde patroon lezen; ook daar zijn er twee helften, zij het dat ze niet onderscheiden worden door ‘maar’: er is een beweging naar boven, in de richting van de blanke bloei van het kind, aan de andere kant is er een beweging naar beneden: er is een dauw in de richting van de dood. Tegelijk is duidelijk dat de twee helften van de derde strofe niet alleen tegenover elkaar staan (kind versus dood), maar ook in elkaars verlengde liggen: als gezegd ontbreekt ‘maar’ en er is parallellie qua zinsstructuur en betekenis (liefde die het proces van verbleken tot blankheid teweegbrengt, dauw die het proces van zuiveren inleidt). In elke strofe is er sprake van een proces. Van ‘rood’ naar ‘witte zuiverheid’, van ‘chaotische ruis’ naar ‘stille orde’, van ‘leven’ naar ‘dood’. Het is overigens opvallend hoe strak het gedicht in semantisch opzicht is georganiseerd. Zonder veel moeite zijn bijna alle woorden van het gedicht in drie groepen in te delen. Groep i bevat de woorden hart, rood, wortels, bloedig, 's nachts, vogels van vuur, verward gekras en weer rood. Noemer: ‘donker’, ‘aanleiding’, ‘ervaring’. Hiertegenover staat groep ii met de woorden bloesems, sneeuw, bloeit, omhoog, heldere, loot, stille gedicht, morgenuur, niets, witte asch, blanke bloei, kind, dauw, dood, zuivren. Noemer: ‘zuiver’, ‘resultaat’. Er blijven, als we even afzien van lidwoorden, voorzetsels en dergelijk cement, nog slechts enkele betekenisdichte woorden over, die van groep iii: boompje, staat... gegroeid, vlokken, zie, hoor, bevat, liefde, verbleekt, leven. Noemer: ‘stadium tussen i en ii’, ‘proces’.Ga naar eindnoot1 Het groeiende boompje (iii) staat tussen het hart, waarin de wortels grijpen (i), en de bloesems (ii); de boom maakt van wat haar wortels in het bloedige opzuigen zuivere | |
[pagina 9]
| |
helderheid. Zo staat de ik (iii) tussen het verward gekras van de vogels van vuur (i) en het gedicht (ii): de ik hoort de vogels, 's nachts: en dat leidt uiteindelijk tot het gedicht, dat overigens weinig meer van de oorspronkelijke aanleiding lijkt te bevatten: het is nu morgen en geen nacht meer, er rest nog slechts witte as, niet meer de rode gloed van het vuur, en het gedicht is stil, rustig, ordelijk (tegenover verward gekras). Leidde in strofe i het proces nog tot iets onmiskenbaar positiefs (bloesems, bloeit, heldere in plaats van bloedig), in strofe ii sluipt een negatief moment in. De morgen brengt dan wel verstilling na de verwarrende nachtelijke ervaring (verward gekras), het resultaat is echter, behalve verstild en helder, ook een gedicht dat er als het ware niet is: het proces van zuivering heeft het totaal leeg gemaakt, het is ‘ontlijfd’; er is ‘niets dan witte asch’. Van de nachtelijke ervaring is het essentiële niet bewaard gebleven; er wordt geen nieuwe feniks geboren.Ga naar eindnoot2 Er is dus sprake van een ambigu proces. Enerzijds is er de positieve zuivering, het op een hoger plan tillen van op zich sterke, maar verwarrende ervaringen en anderzijds is er de negatieve keerzijde: van die, wellicht onzuivere ervaring, dreigt de essence bij het raffineren te verdwijnen. Men zou kunnen zeggen dat in de laatste strofe een zelfde dubbelzinnigheid te lezen is: positief is dat het proces leidt tot de blanke bloei van het kind en dat het leven gezuiverd wordt, negatief dat het rood van de liefde, paradoxalerwijs dóór de liefde, verbleekt, en dat de zuivering de dood tot gevolg heeft. De zuiverste vorm van leven is dus dood, dus niet-leven. In de derde strofe geven twee werkwoorden het proces aan, verbleekt en zuivren. Daarbij is zuivren ondubbelzinnig positief, en verbleekt negatiever: het draagt immers in de eerste plaats noties als ‘zwakker worden’. Maar het negatieve leidt tot de blanke bloei. Omgekeerd leidt het positieve zuivren tot de dood. Binnen de strofe vindt dus een paradoxale betekenismenging plaats, hetgeen de kernbetekenis van het gedicht mede gestalte geeft: ‘Liedje’ be- | |
[pagina 10]
| |
vat kort gezegd in laatste instantie de verwoording van een paradoxale ervaring: zowel op poeticaal als op levensbeschouwelijk vlak is er een positief te bejegenen streven naar zuiverheid te ontwaren, maar tegelijk leidt dit proces tot leegheid, steriliteit, dood. De betekenis van dood hoeft overigens weer niet volstrekt negatief te zijn. Het is niet alleen de lijfelijke dood, maar kan ook worden opgevat als het afgestorven zijn van de onzuivere aspecten van het leven, waarbij slechts het essentiële overblijft. Niettemin blijven naar mijn idee de negatieve connotaties overheersen, zodat ook hier weer de paradoxale menging optreedt. |
|