| |
| |
| |
40
Hoort vrienden, hoort een lied
(het vrouwtje van Stavoren)
Samenvatting
In Stavoren leeft een rijke weduwe in grote weelde. Een kapitein, aan wie zij opdracht heeft gegeven het kostbaarste dat hij rondom de Oostzee kan vinden, in te laden en naar Stavoren te brengen, keert terug met een schip vol tarwe. Ze laat de lading overboord werpen. Een grijsaard waarschuwt haar: als ze ooit gebrek komt te lijden, zal ze deze daad betreuren. De weduwe werpt haar ring in het water en roept dat eerder de zee haar de ring terug zal geven dan dat zij tot armoede zal komen. Haar hoogmoed wordt bestraft: enkele dagen later wordt de ring gevonden in een zojuist gevangen vis. Ze verliest al haar schepen, al haar geld en goed, en sterft als bedelares. De haven van Stavoren verzandt: graan groeit er, graan met lege aren.
| |
Toelichting
Het lied van het vrouwtje van Stavoren was en is wellicht nog steeds in heel Nederland bekend. Het kwam voor in talloze liedboekjes, in liedcouranten en op liedblaadjes. De intensieve verspreiding in druk heeft waarschijnlijk de vorming van afwijkende tekstvarianten in de mondelinge overlevering belet. Een nogal gekunstelde bewerking van de Groningse pater jezuïet P.J. Koets (1818-1870) heeft alleen in het zuiden van het land enige bekendheid gekregen; in enkele liedschriften troffen wij de tekst daarvan aan. De meer gangbare, hier afgedrukte versie wordt meestal in een statige vierkwartsmaat, soms in een zes achtste maat gezongen.
De melodieën die wij noteerden zijn aan elkaar verwant. Het eerste liedvoorbeeld (A) geeft de door een ad hoc gezelschap in Westkapelle gezongen melodie. Het tweede voorbeeld (B) is het facsimile van een liedblad dat waarschijnlijk omstreeks 1935 werd gedrukt.
| |
| |
| |
Lied
A. Hoort vrienden hoort mijn lied
De melodie is eenvoudig; soms wordt een drieklanksprong gemaakt. De ritmische motieven van de eerste regel worden in de tweede herhaald, in de drie volgende regels eveneens, maar dan in een andere volgorde.
Vorm: A [a-b], B [c-d], C [e-f], D [g-h], D′ [g-h′].
| |
Opname november 1962
1. Hoort vrien - den hoort mijn lied, wat (ik)
duid' lijk zal ver - kla - ren What (er) een - maal is ge-
schied voor meer dan dui - zend ja - ren, Toen
't oud en grijs Sta - vo - ren nog bloeid' op Fries - lands
grond En van zijn macht deed ho - ren door
heel de we - reld rond, En van zijn macht deed
ho - ren door heel de we - reld rond.
| |
| |
| |
B. Hoort, vrienden, hoort een lied
Het vrouwtje van Stavoren.
Hoort vrienden, hoort een lied.
Dat duidelijk zal verklaren.
Voor meer dan duizend jaren.
Toen oud en grijs Stavoren.
Nog bloeide op Frieslands grond
En van zijn macht deed hooren.
Door heel het wereldrond.
Die jaarlijks duizend schepen,
Belaan met 's werelds schat,
Haar haven in zag slepen.
Daar leefde in roem en eere.
Wier voorbeeld ons zal leeren
Hoe hoogmoed voert tot rouw.
Zoo sprak zij, siert mijn woning.
En 't huis voor haar gebouwd,
Scheen 't woonhuis van een koning.
't Was al wat de oogen zagen.
En hoeft men niet te vragen.
| |
| |
De leuning was zeer schoon
De deurknop scheen een kroon
En breede zilveren platen.
Zoover haar woning stond.
Daar treedt een zeekapitein
Wat, sprak ze, zal het zijn,
Wat schoons hebt gij verkregen?
Wat heerlijks brengt gij mede
Uw schip ligt op de reede
Maar hoe gij antwoordt niet?
Het kostelijkst in te laden
Wat rondom de Oostzee was.
En 't oog hier kan verzaden.
Wie zich aan prijs mocht storen,
'k Vraag nimmer naar het geld.
Wordt niet teleurgesteld.
'k Bracht tarwe naar uw zin
Als edelst wat wij vonden.
Aan stuurboord kwam het in,
Zooveel wij laden konden.
Hoe gilt zij dol van zinnen.
Bracht gij ze aan stuurboord binnen
Zoo werp ze aan bakboord uit.
Helaas, het kost'lijk graan,
Werd in den vloed geworpen.
Een grijsaard zag het aan
Uit een der naaste dorpen,
Beef sprak hij, o vrouwe,
Wellicht lijdt gij eens gebrek,
Dat nooit dit stuk u rouwe.
Zwijg sprak ze, grijze gek.
| |
| |
Zij lachte en greep haar ring,
En wierp met luid geschater.
Hem weg in het woelig water,
Kijk, riep ze, dwaze kerel.
Deez' schoone ring en parel.
Het duurde een dag of acht
Toen werd op haar verlangen.
Een groote visch gebracht,
Maar sidderend zonk ze neder
Want reeds met de eerste snee,
Vond ze haar ring toen weder,
Laatst geworpen in de zee.
Daar treedt een dienstknecht in,
Uw schepen zijn verloren.
Gods wraak rust op Stavoren.
Een andere knecht snelt binnen,
En biedt een brief haar aan,
God, gilt ze woest van zinnen,
Beroofd van goed en geld.
Veracht van die haar kende.
Werd ze een slachtoffer der ellende
Nog doet de nazaat hooren,
Hoe 't vrouwtje van Stavoren,
Nog stierf als bedelares.
Nog ziet men aan het strand,
Zoo rijk in vroeger dagen.
De haven. gansch verzand.
Een zee van halmen dragen,
Maar ledig zijn die aren,
Als blijk wat hier voor jaren,
Gods almacht heeft gedaan.
| |
| |
Facsimile liedblad Vrouwtje van Stavoren
Ja hoogmoed wordt vernederd,
Het werd ons hier geleerd
Door 't vrouwtje van Stavoren.
Wilt vrienden er aan denken.
Al wat u wordt geschonken,
Doch hoogmoed past ons niet.
| |
Data en plaatsen van opname
A
|
03 11 1951 |
Wagenborgen |
21 12 1951 |
Katwijk |
29 12 1951 |
Siddeburen |
04 03 1952 |
Hoorn |
10 06 1953 |
Bobeldijk |
31 01 1953 |
Bakkum |
12 12 1953 |
Rotterdam |
28 10 1954 |
Oost Souburg |
18 08 1955 |
Marken |
02 11 1957 |
Oosterzee |
22 03 1958 |
Venray |
12 08 1958 |
Ballum |
00 04 1958 |
Naarden |
00 09 1959 |
Rotterdam |
28 10 1959 |
Koudekerke |
14 09 1960 |
Bussum |
11 10 1960 |
Heerhugowaard |
08 01 1961 |
Emmercompascuum |
08 04 1961 |
Alkmaar |
24 04 1962 |
Heerlen |
00 11 1962 |
Westkapelle |
20 04 1963 |
Terwolde |
15 06 1963 |
Noordwijkerhout |
01 11 1963 |
Souburg |
07 11 1964 |
Venlo |
21 11 1966 |
Achterveld |
29 05 1970 |
Sint-Annen |
05 11 1971 |
Winschoten |
10 09 1975 |
Veldhoven |
29 07 1980 |
Bellingwold |
| |
Kaart
Zie de volgende pagina.
| |
Vermeldingen/literatuur
Daan 1950, 346-349; Groen 1930, I, 56-58; Haan 1950, 74-80; Kunst 1951, 167-172; Veurman en Bax 1944, 213-217; Veurman 1968, 155-158.
| |
| |
|
|