Een karassier kwam in hoge vlucht gereden.
Van verre riep hij al met een brief in de hand:
Hij is onschuldig, ziet hier is geschreven
En ondertekend door de koning van ons land.
12
De zes matrozen die hadden twist gekregen
En hunne misdaad zelf bekend gemaakt,
Dat ze onder hun de misdaad hadden bedreven
En hem beticht als dubbele moordenaar.
Wat een geluk voor Oscar en zijn broeder!
Zij dankten God, hun aller opperheer.
Zij gingen samen naar hunne oude moeder,
Een groter feest bestond er op aarde niet meer.
Dit lied werd gezongen door Margaretha Maria Catherina Wouters-Gijsbers (1884-1973), haar zoon Leonardus Wouters (geb. 1909) en haar dochter Maria Panjoel-Wouters (geb. 1918), allen te Reusel. Moeder en zoon werden geboren in Hulsel, de dochter in Reusel. Bij de opname die plaatsvond ten huize van Leonardus Wouters viel het ons op dat jongere familieleden en buren die tijdens ons bezoek binnenkwamen bijna alle liederen konden meezingen.
De heer Wouters vertelde ons dat, hoewel zijn beide ouders veel zongen, hij de meeste liederen van zijn moeder had geleerd. Zijn vader was evenals hijzelf sigarenmaker op een grote fabriek, waar onder het werk nauwelijks werd gezongen. Wanneer en wat er thuis werd gezongen bepaalde zijn moeder; ze kwam uit een boerenfamilie die ‘uit allemaal echte zangers’ bestond.