Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek
(1987)–Marie van Dijk, Ate Doornbosch, Henk Kuijer, Hermine Sterringa– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||||
ToelichtingHet lied is zeer bekend geweest; wij troffen het aan in vele liedschriften en op liedblaadjes uit het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. | |||||||
Opname 20 december 1952 | |||||||
[pagina 179]
| |||||||
1
Vader, 'k wil gaan reizen, geef mij geld en goed,
'k Ga naar verre landen, ik vertrek met spoed,
'k Wil niet langer wachten, 'k ga de wereld in,
Handel zal ik drijven tot een groot gewin.
2
En de zoon gaat henen, rijk voorzien van geld.
Had hij maar bedachtzaam prijs daar op gesteld,
Maar na weinig weken zat hij in de nood,
Zwijnen moest hij hoeden voor een stukje brood.
3
En de zoon keert weder naar zijn vader toe,
Drukt hem in zijn armen, kust hem blij te moe;
Vader, 'k heb gezondigd, neem als knecht mij aan.
Kind'ren als een vader neemt ook God u aan.
Het lied werd gezongen door de gezusters Bakker, te weten Zwaantje Stam-Bakker (1876-1963) te Medemblik, Trijntje Velt-Bakker (1881-1960) te Hoorn en Willemijntje de Wolf-Bakker (1884-1960) te Enkhuizen. Ze werden geboren in Enkhuizen waar hun ouders een landbouwbedrijf hadden; als kinderen hielpen ze daar met het binnen- en buitenwerk totdat ze in betrekking gingen. Het land, waarop aardappels, kool en peulvruchten werden verbouwd, lag ver buiten de stad: een uur varen met de door de kloet (vaarboom) voortbewogen schuit. Onder het varen en bij licht werk op het land, zoals bonenplukken, werd er gezongen; binnenshuis gebeurde dat vooral wanneer er tijdrovende werkzaamheden verricht moesten worden, bijvoorbeeld het snipperen en inzouten van snijbonen of het lezen van bonen en erwten. | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||
Vermeldingen/LiteratuurFranken 1978, 171; Wouters en Moorman 1933-1934, II, 147, 282-283. |
|