| |
| |
| |
6
Er was een meisje van zestien jaren
Samenvatting
Een meisje [een koopmansdochter] heeft twee vrijers, een schipper en een ‘landmanszoon’ [koopmanszoon]. Ze vraagt haar ouders [haar vader, haar moeder] wie van de twee ze moet kiezen en krijgt het advies de landmanszoon [koopmanszoon] te nemen. Wanneer de schipper dit hoort, vervloekt hij haar: de duivel zal haar komen halen tijdens het bruiloftsfeest [de schipper herinnert haar aan zijn gegeven trouw; het meisje zegt van niets te weten]. Als het bruiloftsfeest in volle gang is, verschijnt de duivel [Groothans]. Hij danst met de bruid en voert haar door het venster naar buiten. Haar armen worden afgesneden, haar tong wordt uitgerukt [haar nek wordt gebroken].
| |
Toelichting
Het lied werd veel gezongen in het noordoostelijke deel van Friesland en in het Groningse Westerkwartier, in welke gebieden wij het merendeel van de noordelijke varianten (groep A) opnamen. In het noorden en oosten van de provincie Groningen was het waarschijnlijk ook bekend; Friese koppelarbeiders zongen het op de Groninger klei. Een afwijkende variant (B) werd genoteerd in Lottum (Lb.); deze vertoont overeenkomst met een tekst in het handschrift van Elizabeth Giezen-Peeters (1841-1920) uit Maasbree. In Schaesberg (Zuid-Limburg) namen wij een Duitstalige variant (C) op, die bij Duitse en Zuidlimburgse mijnwerkers bekend was. De Duitstalige variant (D) die we bij een in Duitsland geboren informante opnamen is niet afgedrukt.
| |
| |
| |
Lied
A. Een meisje van achttien jaren, ja die had er twee bruidegoms
De melodie is beperkt van lengte. In de tweede regel komen enkele grote sprongen voor; de slotcadens valt op de terts. De 6/8 maat wordt in de tweede regel afgewisseld door een 4/8, een 3/8 en nogmaals een 4/8 maat.
Vorm: A [a-a], B [b-c].
| |
Opname 14 augustus 1967
1
Een meisje van achttien jaren,
Ja die had er twee bruidegoms.
2
De eerste dat was t'r aine schipper
En de tweede was een landsmanszoon.
3
Nu moest zij haar ouders gaan vragen
Wie of zij daarvan kiezen zou.
4
Laot doe d'r dij schipper maor vaoren,
Trouw veul laiver ain landsmanszoon.
5
De schipper begon d'r te wenen
Toen zij afscheid van hem nam.
6
De duivel die zal U komen halen
Ja al op Uw bruiloftsstond.
| |
| |
7
De bruiloft die wierd er gehouden
Ja al in haar ouders' huis.
8
Daar kwam nu de duivel aanrijden,
Hij zet zich bij de bruiloft neer.
9
Hij danste twei, dreimoal in het ronde,
Hij vloog met haar het venster uit.
10
Hij zet haar in hare ouders' tuin neder
(Al) met haar ogen vol vuur en vlam.
11
Haar armen werden afgesneden
En geen tong meer in haar mond.
12
Zo gaat het met alle die mooie meisjes
(Ja) die een jongeling brengt in schand.
De zangeres, Geertje Suk-de Weerd (1889-1974) te Oude Pekela, werd geboren in Winschoten. Ze stond bekend als een opgeruimde vrouw die veel zong en wie het, alleen of met een vriendin, weinig moeite kostte een gezelschap tot meezingen te bewegen.
Een gesprek met een van haar dochters bracht aan het licht dat ze in haar leven veel zorgen en verdriet heeft gekend. Desondanks zong ze ook thuis veel, alleen of met haar kinderen.
Het is niet duidelijk van wie ze haar liederen leerde. Haar moeder werkte voor haar huwelijk als dienstmeisje, haar vader was zeeman.
Haar repertoire bestond uit liederen die wij in oostelijk Groningen voornamelijk bij land- en veenarbeidersfamilies optekenden.
| |
B. Al van een koopmansdochter, twee vrijers had zij lief
De stapsgewijze melodie, evenals die van voorbeeld A beperkt van lengte, bestaat uit slechts één regel die eenmaal wordt herhaald en eenmaal wordt gevarieerd. De ambitus is klein. Een dergelijke eenvoud, zowel qua melodie als qua vorm, komt niet vaak voor. Het metrum is isometrisch.
Vorm: A [a-a-a′].
| |
| |
| |
Opname 26 februari 1975
1
Al van een koopmansdochter,
Twee vrijers had zij lief.
En de een, het was een scheepsman,
En den ander 't was ene koopmanszoon.
En ze liet er haren vader gaan vragen
Welke dat zij er trouwen zou.
2
Late gij den scheepman maar varen
En trouw den koopmanszoon!
En de scheepman was er niet ver vandaan
En hij hoorde die reden al aan.
En hij liet er zijn puntje wel drijven
Tot hij bij de jonge meid al kwam.
3
Geef af, geef af mijn trouwtje
En ik weet niet van een trouwtje
En ook van een trouw niet af.
Het was nog geen drie dagen er na
Toen het meisjen haar bruiloft hield.
| |
| |
4
Groothans kwam daar getreden
En zette zich al bovenaan.
Zij boden hem eten en drinken
Met die gasten al altegaar.
Mij lust geen eten of drinken
Maar te dansen al met die bruid.
5
En hij pakte ze met zijn lispele handen
Dat het bloed haar de nagels uit sprong.
En hij danste-n-er mee sa vensteren uit
Daar staat een beukenboom.
6
Daar heeft hij haar den hals gebroken
Sa jonkmans, jongedochter,
Neem hier een exempel aan,
Beloof nooit tweemaal trouwe
Maar doe den eerste zijn recht.
De zanger, Peter Johannes Mulders (1895-1979) te Lottum, was tuinman. Hij leerde het lied van zijn uit Arcen afkomstige vader.
| |
C. Es waren einmal zwei Knaben, die hatten ein Mädchen so lieb
De melodie verloopt voornamelijk stapsgewijs; het accent ligt op de dominant (d'). De slotcadens valt op de terts. Het metrum is regelmatig in 4/4 maat.
orm: A [a-b], B [c-d], B [c-d].
| |
Opname 1 april 1970
| |
| |
1
Es waren einmal zwei Knaben,
Die hatten ein Mädchen so lieb.
Der eine war der Schimmbler-wimmbler-wimmbler-wimmbler
Der andre war der Hauptmann sine Jung.
2
Da fragte das Mädchen an der Mutter
Welche sie sich nehmen soll.
Lasse du der arme Schimmbler-wimmbler-wimmbler-wimmbler
Heirate dich der Hautmann sine Jung!
3
Als dies der Schimmbler-wimmbler hörte
Der Teufel soll die hukah-hukah-hukah-hukah holen
Noch vor ihren Hochzeitstag.
4
Da kam der Teufel geritten
Auf ein kohlschwarzes Pferd.
Er sprach noch dreimal: Schimmbler-wimmbler-wimmbler-wimmbler
Damit sprang er zum Fenster hinaus.
De zanger, Hubert Joseph Wetzels (geb. 1908) te Schaesberg, was voor zijn pensionering personeelschef bij de mijn Oranje Nassau II. De heer Wetzels werd, evenals zijn vader van wie hij het lied leerde, in Schaesberg geboren. Zijn vader leerde het van arbeiders in Duitse mijnen waar hij destijds, voor de eeuwwisseling, werkte; later werd hij mijnopzichter bij de Oranje Nassau II.
| |
| |
| |
Data en plaatsen van opname
A
|
07 04 1961 |
Winsum (Gr.) |
22 08 1961 |
Niebert |
22 08 1961 |
Buitenpost |
13 05 1963 |
Midlum |
23 09 1963 |
Zwaagwesteinde |
05 03 1964 |
Veenwoudsterwal |
06 06 1964 |
Brunssum |
14 08 1967 |
Oude Pekela |
05 08 1968 |
Noordhorn |
24 09 1968 |
Noordbergum |
| |
Kaart
Zie de volgende pagina.
| |
Vermeldingen/Literatuur
Erk en Böhme 1963, I, 625-632.
Opmerking: In Erk en Böhme (p. 632) wordt verondersteld dat het lied in de zeventiende en wellicht al in de zestiende eeuw in de Nederlanden bekend was, getuige de stemopgave in Gulde-iaers feest-dagen van J.B. Stalpert van der Wiele (Antwerpen 1635, p. 1181): ‘Een meysken had een bootsman lief’ (overigens ook al in Stalperts Extractum catholicum, Leuven 1631, p. 284: ‘Een Meisjen hadd’ een Bootsman lief'). De tekst van het betreffende lied hebben wij niet kunnen achterhalen; strofenbouw en rijmschema van de contrafactuur echter vertonen geen enkele overeenkomst met de ons bekende Nederlandse of Duitse varianten van ‘Er was een meisje van zestien jaren’. De Dorische melodie waarop het lied destijds zou zijn gezongen biedt evenmin houvast.
| |
| |
|
|