[Inleiding]
Een generatie wordt doorgaans opgevat als de resultante van externe invloeden op tijdgenoten, meer in het bijzonder als een formatie die is ontstaan in reactie op een historische trendbreuk. Hoewel de term iets te dramatisch klinkt, zou men van lotgenoten kunnen spreken. Ze hebben ‘hun’ tijd niet gekozen maar per historische lotsbeschikking toegewezen gekregen. Ze beleven, of ze het willen of niet, overeenkomstige lotgevallen waardoor ze soms tot een ware lotsgemeenschap kunnen samengroeien.
Zoals we hebben gezien, zijn de Indië-veteranen van dit type generatie geen zuiver voorbeeld. Ze vormden primair een ‘actieve’ formatie - ze kwamen in Indië letterlijk ‘in actie’ - en ze bleven zich in de loop van hun geschiedenis voelen en gedragen als ‘strijdgenoten’. Werkelijk lotgenoten zijn de slachtoffers van catastrofale gebeurtenissen, groepen die zo zwaar zijn getroffen dat ze er levenslang door worden getekend. In dit hoofdstuk krijgen zij uitvoerig aandacht, waarbij we ons beperken tot een concrete ‘slachtoffergeneratie’: degenen die in Nederland door de laatste wereldoorlog psychisch in moeilijkheden kwamen.
Niet alleen voor deze slachtoffers, maar voor de hele Nederlandse bevolking is de Tweede Wereldoorlog een zeer levend verleden gebleven. Zowel bij degenen die hem meemaakten als bij latere generaties bestaat nog steeds een sterke betrokkenheid bij de gebeurtenissen destijds, inmiddels meer dan een halve eeuw geleden. In een poging tot verklaring zullen we met name ingaan op het aandeel van de geschiedschrijving in de verduurzaming van het oorlogsbeeld. We menen zelfs van generationele geschiedbeoefening te kunnen spreken.
Aan de basis van het fenomeen slachtoffergeneratie ligt de notie dat mensen, vooral jongeren in hun gevoelige levensperiode, een sterke vatbaarheid kennen voor impressies. Het ligt dus voor de hand dit hoofdstuk te beginnen met een beschouwing over de mate van persoonlijke en collectieve receptiviteit, onder normale en abnormale omstandigheden.