| |
| |
| |
De noordelijke kust en eilanden, domein der argonauten
Opatija
In een enkel opzicht valt de kust van Joegoslavië te vergelijken met het Louvre, het drukst bezochte museum van Europa: hoeveel duizenden schilderijen en beeldhouwwerken het ook telt - de toeristen verdringen er elkaar rondom twee kunstwerken, de Mona Lisa van Leonardo da Vinci en de Venus van Milo. Net zo dalen de zomerbezoekers van Joegoslavië in dichte zwermen neer op twee van de vele dozijnen badplaatsen: Opatija en Dubrovnik. Toen de Weense artsen Schrötter en Clar in de zeventiger jaren der vorige eeuw Opatija ‘ontdekten’, bestond het nog slechts uit een paar dozijn boerderijtjes en vissershutten, die de buitenbuurt vormden van het oude haventje Volosko. Maar Opatija bleek zo geschikt voor een klimatologische behandeling van bepaalde ziekten, dat het reeds voor 1900 was uitgegroeid tot een van de beroemdste ‘Kurorte’ van de Habsburgse dubbelmonarchie. Omstreeks Pasen verplaatste de beau-monde van Wenen en Boedapest zich naar het oord, dat door Duits-sprekende toeristen nu nog bij voorkeur wordt aangeduid met de Italiaanse naam Abazzia. Keizer Franz Joseph liet er een lelijke kerk bouwen, die voorgeeft een kopie in het klein te zijn van de Sint-Pieter te Rome. In dezelfde karakterloze stijl zijn de vele villa's - thans woonhuizen en hotels - opgetrokken, waar de Hongaarse en Oostenrijkse edelen hun maîtresses onderbrachten. Men vindt er dus, naast badgenot, geen stedeschoon zoals bijna overal elders aan de Joegoslavische kust; de enige stijlvolle huizen staan in het havenplaatsje Volosko. Maar men vindt er iets, dat vandaag
| |
| |
tienduizenden trekt: een pseudo mondain vertier, dat Opatija tot een (armer) zusje maakt van Brighton, Oostende en Deauville - met dien verstande, dat het water aan Opatija's drie stranden aanzienlijk warmer is en blauwer. In het hoogseizoen wordt er gevochten om kamers, de auto's maken queue voor de enige benzinepomp, in de hoofdstraat heft de gemeente parkeergeld en sommige argeloze toeristen, die geen plaats hebben besproken, slapen als daklozen op banken onder de bananebomen en bamboestruiken in het fraaie subtropische park.
Veel mooier dan Opatija zelf is het uitzicht, dat men erop heeft, wanneer men langs de bovenste asfaltweg in de richting van Rijeka rijdt of wandelt. Maar het mooiste van Opatija is de zeeweg, die er uitleidt. Uit vlakke rotsplaten, aangevuld door beton, is reeds in de Oostenrijkse tijd een promenade gebouwd, die tussen hoogst schilderachtige rotspartijen doorloopt tot aan de haven van het naburige Lovran. Op dit dozijn hoogst romantische kilometers treft men - hoe kon het anders - vele liefelijk omstrengelde paartjes aan, en ook een paar eenzamen, die weemoedig uitstaren over het blauwe water van de Quarnero-golf.
| |
de kust van Istrië
Lovran - Lovranska Draga - de Učka - Mošćenićka Draga - Mošćenice - Brseć - de Golf van Kvarner - Pula - Poreč - Piran - Portorož - Kopar
Lovran heeft meer karakter. De Italiaanse naam Laurana geeft genoegzaam te kennen, dat het omringd is door laurieren. Op een oude legerplaats van keizer Augustus verrees hier in de vroege middeleeuwen een stadje, waarvan de kerk uit de twaalfde eeuw nog over is. Tegenover deze kerk, boven een winkeldeur, staat een levendige
| |
| |
Buiten een der paleispoorten te Split staat het meesterwerk van de grote beeldhouwer Mestrović: bisschop Gregorius Nin.
| |
| |
Het hart van Split is het paleis van de Romeinse keizer Diocletianus, waarin thans 3000 wensen wonen
| |
| |
De Kroatische kunstenaar Radovan schiep in 1240 het Gothische portaal van de kathedraal te Trogir
| |
| |
Uit het historische dansspel ‘Moreška’, dat te Korčula wordt opgevoerd: een Moor rooft de Turkse bruid
| |
| |
houtplastiek van Sint-George, die de draak aan zijn lans rijgt. Daarachter vormen oude straatjes een kleine doolhof. Een uur stijgen boven Lovran ligt het dorp Lovranska Draga, met een breed en indrukwekkend uitzicht op golf en kustbergen. Nog weidser is het uitzicht vanaf de Učka, die met zijn 1300-en-zoveel meter de hoogste top van Istrië is. De legende zegt, dat men op heldere dagen vanaf de Učka de dom van Venetië kan zien; maar de ogen van ons voorgeslacht waren blijkbaar scherper dan de onze. Men kan de Učka te voet bestijgen langs verschillende paden. Een behoorlijke grintweg voor auto's voert tot dicht onder de top; het bergrestaurant op de pashoogte schenkt behoorlijke wijn. Vele toeristen hebben zich reeds laten vangen in de bruine netten, die op het kiezelstrand van Mošćenička Draga (5 km van Lovran) te drogen hangen. Het uitzicht vanaf dat strand op de met oude huizen bebouwde heuvel is precies het gegeven, waarmee men als amateur-fotograaf een prijs kan winnen in een wedstrijd onder het motto ‘Vakantieherinneringen’. Nog stoerder is het bergstadje Mošćenice zelf, dat net zo als het enige kilometers verder gelegen Brseć een kleine burcht vormt, rondom een oude kerk gebouwd. Deze stadjes staan niet op het landschap geplakt, zoals het kosmopolitische Opatija, maar zijn vergroeid met hun rotsgrond.
Vooral op donkere avonden zonder maan is de ganse Golf van Kvarner een lichtfeest. Kort na donker pompen de vissers de grote carbidlampen op, die zij voor aan hun roeiboten hangen om de scholen makreel te lokken. De ganse nacht door drijven deze dwaallichten over het rimpelende water, en af en toe galmt over de klankbodem van de golf de forse roep van een visser, die nieuwsgierig is hoeveel zijn vriend heeft binnengehaald. De ‘škombri’ (makreel) en de ‘scampi’ (kreeftjes) zijn een lekkernij, waarbij een Istrische witte wijn voortreffelijk smaakt.
Sinds de normalisering van de Joegoslavische betrekkingen met Italië en de aanleg van nieuwe asfaltwegen wordt de vroeger zo stille westkust van Istrië overlopen door vakantiegangers. In Rovinj, Poreč, Umag, Savudrija en Ankaran zijn
| |
| |
Slowenië, Istrië, Kroatisch kustland
| |
| |
campinghotels en hele kolonies van kampeerhuisjes en bungalows verrezen.
Pula was onder de naam Pola eens de grote Oostenrijkse oorlogshaven. Nog veel vroeger was het een Romeinse militaire kolonie, kort voor onze jaartelling gegrondvest door keizer Augustus. Boven de havenkaden uit verrijst het geweldige amfitheater. Eens bood het plaats aan 23000 toeschouwers, die zich opwonden bij de strijd der gladiatoren in de arena. Napoleons legers vonden aan de voet dezer muren een arm vissersdorp met 600 inwoners - zinnebeeld voor de wreedheid der geschiedenis, die in dit deel der wereld voornamelijk uit veldslagen en plundertochten bestond. De tempel van Augustus met zijn zes Corinthische zuilen heeft deze lotgevallen overleefd, evenals de vrij simpele triomfboog, die ‘Porta Aurea’ heet. Pula is geen badplaats. Maar samen met Split is het de enige stad in Joegoslavië, waar men vanuit een goed hotel in een paar uur tijd tot op de bodem kan duiken van twintig eeuwen geschiedenis. Tevens is het voor automobilisten een nuttig uitgangspunt naar de prachtige haventjes aan Istrië's westkust. Vanuit Pula loopt een goede asfaltweg recht naar het noorden, in de richting Triëst. Na 45 kilometer voert een zijweg links naar Poreč.
Poreč heeft een prettig badstrand en een schaduwrijke omgeving. Maar het wordt voornamelijk bezocht, omdat het een van de schoonste kerken der vroege christenheid herbergt: de Byzantijnse basiliek, gebouwd op order van bisschop Euphrasius, na de verovering van de stad door de Byzantijnse legers (539). In een ijdelheid, die wellicht iets uitstaande heeft met zijn latere veroordeling als ketter, liet hij zijn initialen op sommige kapitelen aanbrengen. Eigenlijk bouwde hij niet eens een nieuwe kerk, maar vergrootte de oude, die volgens oud-christelijke traditie slechts één gebedsruimte had. Onder de vloer van het huidige middenschip liggen mozaïeken uit de vierde eeuw, die het bekende vis-symbool vertonen. In de absis der basilica glanzen in oranje en blauw, purper en groen de heerlijke vroeg-Byzantijnse mozaïeken, die verheven
| |
| |
en streng de hemelse heerscharen uitbeelden. Liefelijker en bewogener zijn de mozaïeken in de vensternissen van het koor, die twee Nieuwtestamentische verhalen weergeven: de verkondiging van de engel aan Maria en het bezoek van Elisabeth aan de toekomstige Moeder Gods. Na de strengheid der Byzantijnse uitbeelding werken zij bijkans anekdotisch. Piran (Pirano) is een kleine museumstad. Op de toren van de dom staat een machtige bronzen Sint-George als windvaan. Wanneer de wind aanzwelt na een kalme periode, is de haven een kleurenfeest van zeilen. Op de achtergrond staat dan een prachtig gotisch gebouw, aan de rand van het Tartiniplein, zo genoemd naar de beroemdste violist der achttiende eeuw, de componist van de ‘Duivelssonate’, die door zijn vaderstad met een sierlijk standbeeld werd geëerd.
Wij zijn hier reeds in de Italiaanse sfeer; in deze kustplaatsen is de Italiaanse bevolking in de meerderheid, terwijl het binnenland van Istrië in grote meerderheid door Joegoslaven wordt bewoond. Deze Italiaanse sfeer ontmoet men daardoor nog sterker in de volgende badplaatsen: Portorož en Kopar (Capodistria).
In Piran is de accommodatie zeer bescheiden, maar in het belendende Portorož, dat een klein Opatija lijkt, staan vele hotels en pensions. Elke zomer heeft hier een groot beeldhouwerssymposium in de openlucht plaats. Kopar heeft een groot hotel, dat vlak aan het water ligt, dicht bij de ingang van de oude stad, waar men in alle straten onder de leeuwen van San Marco doorwandelt. Het kerkplein van Kopar doet trouwens ook enigszins denken aan het San-Marcoplein in Venetië. Alleen fladderen er in Kopar minder duiven en toeristen rond; en het is er goedkoper.
Het moge een persoonlijke voorkeur zijn, maar ik ken geen verrukkelijker caféterras in Europa dan de renaissanceloggia op Kopars kerkplein. Men voelt er zich als een vorst (of vorstin), die zich bedienen laat in de beschaduwde voorhal van zijn (haar) paleis. Hier kan men tegelijkertijd zwarte Turkse koffie slurpen en architectuur bestuderen: de Moors aandoende bogen van de geestige raadhuisgevel
| |
| |
zijn evenzeer de moeite van een rustige beschouwing waard als de regelmatige gevel van het Tacco-paleis.
Hoe bereikt men deze westkust van Istrië op de gemakkelijkste wijze? Vanuit Ljubljana loopt een autobus naar Kopar en Portorož. Vandaar kan men per boemelboot de Istrische kust afvaren, met als eindpunt Opatija of Rijeka. Deze boottocht is ook mogelijk vanuit Triëst. Automobilisten kunnen Istrië het best bezichtigen vanuit Triëst op hun heenreis. Het is natuurlijk ook mogelijk om Istrië te ‘doen’ vanuit Opatija. Men kan vanuit Kopar langs binnenwegen dwars door Istrië naar Opatija terugrijden (via Buzet en Vranja). De klim vanaf de landzijde naar de Učka-pas boven Opatija is echter vrij steil. Wie op asfalt wenst te blijven kan vanuit Poreč dwars door Istrië via Pazin naar Plomin rijden. Langs de moderne kustweg bereikt men dan na 27 km weer Opatija.
| |
van Rijeka naar Senj
Rijeka - Sušak - Bakar - Crikvenica - Kraljevica - Novi - Senj
Op windstille dagen kan men vanuit Opatija soms in de verte een dampwolk zien hangen tegen de voet van het kustgebergte. Zij wordt op onwelriekende wijze (maar daarvan bespeurt men in Opatija niets) voortgebracht door de grote raffinaderij ‘Boris Kidrič’ in Rijeka, Joegoslavië's grootste haven, waar tevens de grootste scheepswerf van het land werkt. Rijeka is zeer bepaald geen fraaie stad. In de Italiaanse tijd heette het Fiume, wat, evenals Rijeka, rivier betekent. Deze rivier, de Riječina, in de zomer een onbetekenend stroompje, scheidt Rijeka van de vriendelijker en schoner tweelingstad Sušak. Liefhebbers van het pittoreske kunnen vanuit Sušaks middelpunt een
| |
| |
trap van ruim vierhonderd treden bestijgen, die naar de bedevaartskerk Trsat voert. Zij werd in 1453 gebouwd door de Kroatische graven Frankopani, dicht bij een van hun vele kastelen. De Frankopani waren een paar eeuwen lang de humane heersers over dit kustgebied en belendende eilanden. Volgens de legende brachten engelen in het jaar 1291 het huis van Maria uit Nazareth naar de heuvel boven het huidige Sušak. Het is niet bekend welke wandaad der omwonenden de toorn der hemelse verhuizers opwekte, maar drie jaar later verdween het huis, om na een tweede luchtreis weer neer te dalen te Recanati in Italië, waar het tot op heden vereerd wordt als de schrijn van Loreto. De kerk van Trsat is echter de eeuwen door een bedevaartsplaats gebleven, en het inwendige bevat vele typische ex-voto's van dankbare zeelieden, wier schepen op miraculeuze wijze de verschrikkelijke winterse valwinden in de Golf van Kvarner hadden doorstaan.
Rijeka is het beginpunt van de Joegoslavische kustweg, die na zijn voltooiing waarschijnlijk de beroemdste uitzichtsweg van Europa zal worden. Aan het eerste gedeelte, dat reeds jaren gereed is, liggen drie badplaatsen: Kraljevica, Crikvenica en Novi. Ze liggen aan kalm water, beschut door eilanden, en hebben tot 's avonds laat zon. Daardoor is de ganse atmosfeer er lauwer en soms broeieriger dan aan de Istrische kust.
Crikvenica heeft een groot badstrand, dat zeer langzaam afloopt, waardoor het een veilig paradijs is voor kleine kinderen. Maar vanuit Rijeka komend, kijkt men eerst vanaf de kustweg neer op de kleine, oude haven Bakar. Ik kan de toerist aanraden om te doen wat bijna niemand doet. Suis niet verder langs de voortreffelijke weg, maar daal de steile zijweg af naar het stadje, dat een twaalfdeeeuwse kathedraal rijk is en een oude burcht van de Frankopani. In het hotel kunt ge er met uw gezelschap een fles ‘Bakarska Vodica’ bestellen, een mousserende witte wijn, afkomstig van de kalkheuvels waar de kustweg onderdoorloopt. En wellicht kunt ge er tonijn eten. De oplettende zwerver heeft waarschijnlijk reeds vlak voorbij Opatija
| |
| |
hoge ladders gezien, die onder een hoek van 45 graden boven het water hangen. Boven op de ladder zit dikwijls een menselijke gestalte, in de postuur van Rodins beroemde beeld ‘De Denker’. Het is echter geen filosoof, die, zwevend tussen hemel en aarde, tussen water en zonnevuur, peinst over het geheim der oerelementen. Het is een visser, die het oog gericht houdt op de opening der uitgespannen netten, die dichtgetrokken worden, wanneer tonijnen dicht onder de kustlijn hun voedselgronden opzoeken. Langs de hele bocht van Bakar staan deze ladders. Kraljevica, de koningsstad, zo genoemd omdat keizer Karel VI het een haven schonk, is eveneens een Frankopaniburcht rijk uit de feodale tijd, en Novi desgelijks. Novi ligt schilderachtig tegen een heuvel op, waar de toren van de kloosterkerk (veertiende eeuw) bovenuit steekt. Achter Novi hield (tot 1954) het asfalt op, en menig toerist behoudt gemengde herinneringen, om het zacht te zeggen, aan de nauwe steenslagweg, die door een ruw rotslandschap naar Senj kronkelde. Het berijden van deze rotsweg was een vaardigheidsproef, die als rij-examen kon gelden voor de steenslagwoestijnen van het binnenland. Nu bereikt men langs een hypermoderne weg van acht meter breed een van de stormachtigste stadjes van Joegoslavië, zowel wat winterklimaat als geschiedenis betreft: Senj. De oude republiek Venetië bezat eens een spreekwoord: ‘Val niet in de handen van de Senjers!’ Na de verovering van Bosnië-Herzegowina door de Turken lieten zich op de rotsen van Senj een handvol desperado's neer, wier nakomelingen tot aan het begin van de zeventiende eeuw de Turken, Venetianen en Habsburgers bleven uitdagen. Zij noemden zich de ‘Uskokken’ (Springers) en hun wild zeeroversnest werd bekroond door een thans vervallen burcht, die de duidelijke naam droeg van ‘Nehaj’ (Vrees niet!). Bij dit stadje, dat na
het gladde Crikvenica en Opatij a ruig aandoet, begint het wilde kustgebied aan de steile voet van het Velebit-gebergte, waar 's winters de wolven huilen. En achter Senj voert een weg door een even wilde kloof in de richting Plitvice.
| |
| |
| |
de grotten van Postojna en de meren van Plitvice
Vanuit Opa tij a en omliggende badplaatsen organiseren de reisbureaus regelmatig excursies naar twee natuurwonderen, die reeds miljoenen toeristen trokken: de druipsteengrotten van Postojna en de meren van Plitvice. Daarom behandelen we ze hier. De grotten van Postojna (Postumia, Adelsberg) vormen een typisch karstverschijnsel. Wat is karst? Karst, oorspronkelijk een Keltisch woord, betekent ‘steenachtig’. Maar deze steen is van een bijzonder soort: het is poreuze kalksteen, die alle water doorlaat, zodat humus er moeilijk op hecht. Het hele Joegoslavische kustgebergte, een deel van Istrië en een groot deel van Herzegowina en Montenegro zijn karstgebied. Hier en daar liggen tussen de doodse kalkrotsen kleine velden. De humus is er zo dun gespreid, dat de ploegschaar op de steen zou stoten; daarom worden ze met de hand bewerkt. Alle regenval wordt opgeslorpt door de kalk. Ondergronds vormen zich rivieren, die plotseling bovengronds komen, om verderop weer te verdwijnen. Deze rivierdalen vormen soms in de lente grote meren; in vele zomers staan zij droog. Slechts in deze dalen is landbouw en veeteelt mogelijk.
Ondergronds hebben de rivieren in de loop der eeuwen uitgestrekte holen uitgewoeld. Vele daarvan staan met elkaar in verbinding. Een groot deel van de driehoek Triëst-Opatija-Postojna is ondergronds volkomen hol. Dit ervoeren de Joegoslavische spoorwegbouwers, toen achter de Učka een nieuw aangelegde spoorweg over een lengte van tientallen meters bij nacht in de diepte verdween.
Onder deze holen zijn de grotten van Postojna de grootste in Europa. Van de twintig kilometer druipsteenwonder, die tot dusver werden verkend, zijn ruim vijf kilometer voor toeristen toegankelijk gemaakt. Ongeveer de helft van dit traject wordt per treintje afgelegd. Wie van grotten houdt en de druipsteenformaties liever bewondert bij romantisch lantaarnschijnsel dan bij modern elektrisch licht,
| |
| |
Het trotse Dubrovnik binnen zijn ongeschonden middeleeuwse vestingmuren. Op de achtergrond het eiland Lokrum
| |
| |
De toeristen zijn altijd gehaast; de oude vrouwen in haar traditionele dracht nimmer
| |
| |
Van Dubrovniks schoonste gebouwen ziet men hier v.l.n.r. de Sint-Blasiuskerk, het Tolhuis (Divona), de stadstoren en het Rektorenpaleis
| |
| |
Vanuit het zuiden nadert men Dubrovnik door hagen van cypressen en olijven
| |
| |
kan zijn hart ophalen in de Škoćjanske Jame, een uur gaans van Divača in Slowenië, vanwaar een autobus loopt, zowel naar de Istrische westkust als naar Ljubljana. Maar in deze grot bereikt men eerst het daglicht na een fikse wandeling van bijna twee uur.
Deze grotten vormen een ideale excursie op regenachtige dagen. Maar een bezoek aan de meren van Plitvice vraagt om zon, en hoe meer hoe beter, om de watervallen te doen fonkelen. Vanaf Senj steigert de weg de bergen in. Deze weg zal in de komende jaren geheel vernieuwd worden, in aansluiting op de asfaltweg die 17 km voor Plitvice begint en vandaar recht noordwaarts naar Karlovac en Zagreb loopt. De boombladeren en het gras, groener en glanzender dan waar ook in Joegoslavië, verraden reeds, dat deze streek even regenrijk als waterrijk is. Weldra schemert door de stammen heen het groene water van een der zestien meren, die tezamen het wonder van Plitvice vormen, Want deze meren liggen niet naast, maar boven elkaar, en door het uitslijten der dorpels heeft zich een reeks gevormd van steeds hogere watervallen, die vooral in het voorjaar (en in regenrijke zomers) met hun overdonderend geweld de mens van zijn nietigheid overtuigen. Op de grote parkeerplaats onder het café en de hotel-restaurants staan soms een half dozijn autobussen en vele auto's, en op de terrassen en bij de kraampjes wemelt het van dagjesmensen. Maar zodra men de eerste waterval nadert, wordt de mensengestalte reeds kleiner en het oerelement neemt de overhand. Steeds nauwer wordt de kloof, tot de Plivicer beek, een der vele die zich in de meren uitstorten, van bijna honderd meter hoogte omlaagduizelt en ook verre rotsen met waterdiamanten bevonkt.
| |
de noordelijke eilanden
Cres - Lošinj - Krk - Rab
Na deze twee uitstapjes het binnenland in keren wij terug
| |
| |
van het zoete naar het zoute water. De Adriatische Zee is zelfs zeer zout: men zwemt en drijft er met verbluffend gemak. Dit mag goede zwemmers echter nooit verlokken om ver zee-in te zwemmen. Speciaal in de herfst dreigt er gevaar van haaien, die zich echter zelden dicht onder de kust wagen, ook niet bij de eilanden Cres, Lošinj, Krken Rab. Het weinig bezochte eiland Cres is een paradijs voor de minnaar van stilte. Het strand bij het stille, oude stadje Cres bestaat niet uit kiezelstenen, maar uit zand, en het is een bibliotheek rijk, waar men onder de oude violen echte Stradivari-exemplaren kan bewonderen. Cres is zeer oud. Strabo reeds vermeldt het samen met Lošinj onder de naam Absyrtides - wat bij kenners der antieke sagen de herinnering op zal wekken aan Absyrtos, die na Jasons diefstal van het Gulden Vlies door zijn zuster Medea werd vermoord. De stukken van zijn lichaam, die zij in zee strooide, versteenden tot eilanden, waardoor de vaart der vervolgers werd geremd. Volgens een andere legende zouden niet Cres en Lošinj, maar de Brionische eilanden bij Pula de stukken van Absyrtos' lichaam zijn. In elk geval neigen sommige uitleggers der mythologie tot de mening, dat de Argonauten Colchis en het Gulden Vlies niet in de Zwarte Zee hebben gezocht, maar hoog in de Adriatische Zee. De naam van het gehucht Medveja, dat aan een kiezelstrand ligt, vier kilometer voorbij Lovran, zou dan een herinnering zijn aan de Griekse tovenares Medea. Want Medveja ligt recht tegenover het eiland Cres, dat plotseling als een duistere muur uit het water opdook om de schepen van koning Aeétes, de zoon van de zonnegod, te stuiten. En vandaag nog ligt Cres even duister tegenover Medveja's goudglanzend kiezelstrand, dat in het zomerseizoen verscholen gaat onder dozijnen kampeertenten... Lošinj is levendiger dan Cres; het profiteert van een lang toeristiek verleden, want keizer
Franz Joseph bracht het in de mode, toen hij bij de badplaats Mali Lošinj een villa liet bouwen voor zijn geliefde, Katharina Schratt. Evenals Cres is het behoorlijk bebost.
Krk heeft het voordeel het dichtst bij het vasteland te
| |
| |
liggen; maar vanaf Kraljevica of Crikvenica ziet het er niet zeer aanlokkelijk uit, omdat de ruwe winterwinden de oostkust teisteren. Aan de beschutte west- en zuidkust telt het niet minder dan vijf badplaatsen: Omišalj, Njivice, Malinska, Krk en Baška. Het zandstrand van Baška is een paar kilometer lang en wordt omzoomd door olijven en vijgebomen. Het strand van Krk ligt een eind buiten de stad; Krk is namelijk een oude vesting van de Frankopani, omgeven door muren, die door drie poorten doorbroken worden. De Frankopani bouwden er een van hun vele kastelen.
Het kleinste, maar mooiste der noordelijke eilanden is ongetwijfeld Rab. Langs de kade liggen een aantal hotels, waar 's avonds druk gedanst wordt; maar wie de stilte begeert hoeft maar een paar stappen te doen om terug te keren in de middeleeuwen. Wie eenmaal Rab, stad van torens en agaven, heeft zien opduiken vanuit zee tegen de groene achtergrond der bossen, met zijn vier gracieuze campanila's die omhooggroeien uit het behouden deel der stadswallen, die zal altijd terugverlangen naar deze stad vol kunstschatten. Rab wordt dikwijls, maar ten onrechte, een Venetiaanse stad genoemd. De meeste kerken en schone gebouwen waren reeds verrezen, voor de leeuw van San Marco zijn klauw uitstrekte naar dit schone juweel. Rab brengt een goede rode wijn voort, en ook een zoete prošek (prosecca), die men echter het beste uit aperitiefglazen kan drinken, want ze is ongemerkt koppig.
In de kerk van Sint-Andrija hangt een schilderij, dat aan Titiaan wordt toegeschreven. Ernstige kunsthistorici zijn evenwel van mening, dat lichtvaardiger collega's tot dit twijfelachtig oordeel gekomen moeten zijn na een maaltijd, die al te rijkelijk met prošek was besproeid...
Deze vier eilanden zijn via pontveren voor auto's bereikbaar: Cres en Lošinj vanuit Rabac, een schilderachtig dorpje 5 km van Labin, aan de kustweg Rijeka-Pula; Krk vanuit Crikvenica, en Rab vanuit Jablanac. De wegen op de eilanden zijn steenslagwegen en hier en daar zeer smal.
| |
| |
Bosnië, Midden-Dalmatië
|
|