| |
| |
| |
Joegoslavië
Kaleidoscopisch reisland
Midden in Joegoslavië ontmoet men getulbande figuren, die op de eerste blik eerder in Afghanistan schijnen thuis te horen. Doch Joegoslavië is niet alleen het meest exotische, maar ook het meest veelvormige land van Europa: elke paar honderd kilometer is het landschap er anders. Het is kale karst en donker oerwoud, golvende hoogvlakte en schuimende bergkloof. Het heeft slechts enkele, maar dan zeer mooie bergmeren, maar het is duizend helle eilanden rijk, omspoeld door een blauwe zee. Naast witte minaretten groeien donkere cypressen; edelweiss en granaatappel zijn er beide thuis.
De ganse kust is één groot openluchtmuseum van bouwstijlen, van vroeg-Romaans tot laat-barok; en in het binnenland liggen de laatste gebieden in Europa, waar de islam nog leeft. De houten ploeg concurreert er met de moderne tractor, de oosterse bazaar met de gloednieuwe coöperatie. Klederdrachten, sinds eeuwen onveranderd, voeren er met de internationale confectie een hardnekkig achterhoedegevecht, in heroïsche glans van rood en goud. In verre bergkloven schuilen middeleeuwse orthodoxe kloosters met onsterfelijke muurschilderingen; in de vlakte aan de voet der bergen straalt een witte betonnen stad, waarnaast men per vliegtuig landt. In Joegoslavië hebben de eeuwen elkaar niet uitgewist, maar zijn naast elkaar blijven voortbestaan. Dit pastorale en patriarchale land is tegelijk een moderne Industriestaat. Het is het enige land in Europa, waar katholicisme, orthodoxie en islam naast en soms door elkaar leven, terwijl het historisch-materialisme er tevens
| |
| |
landseigen socialistische vormen heeft voortgebracht. Deze rijke verscheidenheid aan landschappen, cultuurvormen, klederdrachten en bouwstijlen maakt Joegoslavië tot een uniek land in Europa. Voeg daarbij honderden stranden, maanden lang stralend in warme zomerzon; een volksaard, die de mens raakt in de toerist; een uitstekende keuken met vele exotische gerechten en gulle porties - en de van jaar tot jaar toenemende toeristentrek naar het kaleidoscopische vakantieland Joegoslavië wordt volkomen verklaarbaar.
Vele toeristen zullen, ook al is hun vakantietijd beperkt, iets willen begrijpen van het land waar zij doorheen trekken. Hun nieuwsgierigheid zal trouwens bij elk volgend bezoek toenemen - want er is geen land in Europa, dat de toerist zo boeit, en zo dwingt tot terugkeer, juist omdat er zelfs na vele bezoeken telkens nog iets nieuws te ontdekken valt. De eerste vraag is daarom, wat de oorzaak is van Joegoslavië's treffende veelvormigheid.
Deze oorzaak ligt besloten in 'slands ligging en geschiedenis.
| |
geschiedenis
De andere twee schiereilanden van Europa, het Iberische schiereiland en Italië, worden in het noorden beschermd door bergketenen: de Pyreneeën en de Alpen. Maar Joegoslavië begint, waar de Alpen ophouden. Naar het noorden ligt het hele Balkanschiereiland wijd open. De westkust wordt bespoeld door een zee, de Adriatische, die in de rustige zomer gemakkelijk bevaarbaar is, ook voor kleine schepen. Slechts een nauwe zeearm scheidt het van Azië. Juist daardoor is het hart van het Balkan-schiereiland dat heden Joegoslavië heet, de eeuwen door een vestigingsgebied geweest voor nomaden, en een veroveringsgebied voor heerszuchtige nabuurstaten. De nomaden, die zich
| |
| |
In Zuid-Macedonië staart het veertiende-eeuwse kloosterkerkje Svati Jovan Kaneo uit over het diepe meer van Ohrid
| |
| |
Deze krijgshaftig uitziende Albanees is gewapend met twee deegvormen en een zeisblad
| |
| |
Bij Stolac in Herzegowina vindt men een der vele mysterieuze kerkhoven, toegeschreven aan de middeleeuwse sekte der Bogumilen
| |
| |
Prizren in Zuid-Servië is de meest ongeschonden oriëntaalse stad in Joegoslavië
| |
| |
in de Balkan vestigden, waren de Illyriërs en later de Zuidslaven. De veroveraars waren het Romeinse Rijk, Byzantium, de Turken, de republiek Venetië, de Habsburgse dubbelmonarchie, en in de jongste geschiedenis Duitsland en Italië. Zij moesten tenslotte allen het veld ruimen. De uiteindelijke overwinnaar op het slagveld der eeuwen bleef de volkskracht der Zuidslavische stammen.
Het eerste Balkanvolk dat de geschreven geschiedenis ons overlevert, waren de Illyriërs. In hun kustgebied stichtten de Grieken enige koloniën. Dit eindigde in strijd, en de Grieken riepen de Romeinen te hulp. Ruim twee eeuwen later was de hele Balkan Romeins gebied, en op den duur namen de meeste Illyriërs Romeinse levensvormen aan. Diocletianus III, die het grote paleis te Spalato (Split) bouwde, was slechts één der veertig Illyrische keizers, die tussen de jaren 200 en 600 de Romeinse troon bestegen. De Romeinen voerden als munteenheid de ‘denarius’ in; en de hedendaagse toerist betaalt in Joegoslavië nog steeds met ‘dinars’. In het uiterste noordwesten van Joegoslavië, in de stad Pula, door keizer Augustus gesticht, worden 's zomers opera's opgevoerd in een Romeinse arena. In het uiterste zuidwesten, in het museum te Ohrid (Macedonië) kan men een mijlpaal bewonderen van de ‘Via Egnatia’, de oude Romeinse handelsweg die Rome met Constantinopel verbond. Dit geeft een idee van de uitbreiding en macht van het toenmalige Romeinse Rijk.
Vanaf de zesde eeuw onzer jaartelling drongen Slavische stammen, die vanuit Zuid-Rusland de Karpathen overschreden hadden, in de Balkan door. Drie stammen lieten er zich duurzaam neer: de Slowenen, de Kroaten en de Serviërs. Het woongebied der Slowenen reikte oorspronkelijk tot nabij Wenen, en de Westslavische stam der Tsjechen was hun buurvolk. Ook heden nog is de Sloweense taal eerder verwant met het Tsjechisch dan met de taal der Serviërs en Kroaten. Een werkelijk zelfstandig staatsbestaan hebben zij slechts kort gekend. Nog voor het jaar 1000 waren zij al bezweken onder de druk der Germanen, en pas in 1918 werden zij bevrijd van de Oostenrijkse macht.
| |
| |
Maar ondanks deze eeuwenlange verdrukking bewaarden de Slowenen taai hun taal, volksaard en gebruiken.
Dat geldt ook voor de Kroaten. Ook zij ondergingen het historisch lot van alle Zuidslavische stammen: zij moesten een zelfstandig staatsbestaan opbouwen in een gebied, dat begrensd werd door machtiger staten. Toen de Kroaten het westelijk deel van het huidige Joegoslavië binnendrongen, vluchtten de geromaniseerde Illyriërs naar de kust, waar zij verschillende steden stichtten, zoals Spalato en Ragusa. De eerste Kroatische vorst die zich onafhankelijk maakte van de Germaanse heerschappij was Tomislav. Zijn standbeeld staat voor het station te Zagreb, Kroatië's huidige hoofdstad. Doch reeds omstreeks 1100 verviel Kroatië aan de Hongaarse koningen. De grote kathedraal, die met haar hoge torens heel Zagreb beheerst, werd gebouwd ter ere van de H. Stefan, koning van Hongarije. Vele Kroaten vluchtten in de middeleeuwen naar de zelfstandige steden aan de kust, die daardoor op den duur meer Slavisch dan Latijns werden.
Het was vanuit deze steden, dat de Kroaten in de zevende en achtste eeuw tot het christendom waren bekeerd. De Serviërs werden later gekerstend en op een geheel andere wijze. Zij hadden zich neergelaten in het huidige Oost- en Zuid-Joegoslavië. Deze streek lag toen in de schaduw van het machtige Byzantium, en de eerste Servische staatjes leefden slechts kort. In de negende eeuw trokken twee Grieks-Byzantijnse apostelen, Cyrillus en Methodius, Macedonië binnen. Zij waren uitgezonden door de Byzantijnse kerk, die zich van Rome begon af te scheiden. De rooms-katholieke kerk gebruikte in haar eredienst het Latijn. Cyrillus en zijn mede-apostelen zochten een snellere weg naar het gemoed der bekeerlingen: zij vertaalden het Nieuwe Testament en de gehele liturgie in het Macedonisch dialect. De eerste Slavische apostelen, Naum en Kliment, vormden voorts op grond van het Griekse alfabet een eigen Slavische spelling, die sindsdien bekend staat als het Cyrillische alfabet. Het toog met de apostelen mee naar het noorden, en vandaag wordt het, behalve door
| |
| |
alle Serviërs, ook gebruikt door Bulgaren, Roemenen en Russen.
Deze kerstening in de landstaal schiep een religieuze scheiding, die nog in het huidige Joegoslavië voortbestaat. De grote meerderheid der Slowenen en Kroaten is roomskatholiek, die der Serviërs en Montenegrijnen griekskatholiek. In het oosten van het land wordt het Cyrillische alfabet gebruikt, in het westen het Latijnse.
Pas aan het begin van de dertiende eeuw wisten de Serviërs zich onafhankelijk te maken, niet alleen politiek, maar ook religieus: Servië werd een zelfstandig aartsbisdom. Uit die tijd en uit de veertiende eeuw dateren de merkwaardige orthodoxe kloosters en kerken met hun prachtige muurschilderingen, die wijd en zijd in Servië en Macedonië liggen verstrooid.
28 juni 1389 is een keerpunt in de geschiedenis van de Zuidslavische stammen en van heel Europa. Op die dag werden de Servische en Bosnische legers verslagen door de legers der Turken, die uit de diepten van Azië op waren komen rukken en ook Byzantium reeds onder de voet hadden gelopen. Sindsdien werd de 28ste juni, Vidovdan, de dag van Sint-Vid, een nationale rouwdag voor Serviërs en Bosniërs, en het slagveld, Kossovo Polje (het Merelveld), het middelpunt van epische heldenliederen.
Een eeuw later was driekwart van het huidige Joegoslavië Turks wingewest: na Servië onderwierpen de Turken eerst Bosnië en Herzegowina en drongen toen op in de richting van de kust.
Bosnië en Herzegowina waren een twistappel geweest tussen Byzantium en Hongarije. Hongaarse edelen en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders verrijkten zich ten koste van de bevolking, die uit protest in de twaalfde eeuw een ketterse leer aanvaardde, het zogenaamde Bogumilisme. Deze radicale sekte, die sociaal zeer vooruitstrevend was, verwierp het kerkelijk gezag van Rome en van Byzantium. Ondanks vele kruistochten wist de Bosnische ketterkerk zich bijna drie eeuwen te handhaven. Onder de latere Turkse heerschappij gingen de meeste Bogumilen, wars
| |
| |
zowel van priesters als van popes, tot de islam over. Van hen stammen de anderhalf miljoen islamitische Zuidslaven af. Het zijn dus geen achtergebleven Turken, zoals men dikwijls meent.
De overige geschiedenis der Zuidslavische volkeren tot 1918 kan in drie woorden worden saamgevat: verdrukking, opstand, bevrijdingsoorlogen.
De Turken drongen door tot ver over de Donau. De Hongaren en Oostenrijkers beoorloogden hen en drongen soms diep op Turks gebied door. Tienduizenden Serviërs namen de wijk uit zuidelijk Servië om aan de Turkse verdrukking te ontkomen; hun plaats in het ontvolkte Kossovo Polje en omgeving werd ingenomen door Albanezen, die daarom in het huidige Joegoslavië een minderheid vormen van ruim een half miljoen zielen. De strijdbare Serviërs vestigden zich als grenssoldaten langs de rivieren Donau, Sava en Una, die in later eeuwen de afscheiding vormden tussen Turks en Oostenrijks-Hongaars gebied. Voor hen was Turkije het grootste kwaad; dus streden zij nolens volens voor de Habsburgers. Vandaar, dat er vandaag in Bosnië ruim een miljoen Serviërs wonen en tussen de ruim drie miljoen Kroaten ruim een half miljoen.
Alleen aan de kust konden de Turken zich niet handhaven. Hun veroveringen aldaar werden hun op den duur in hete strijd afhandig gemaakt door de republiek Venetië, die aan het eind der zeventiende eeuw bijna geheel Dalmatië beheerste. Slechts één gebied was vrijwel onafhankelijk gebleven: de stad Ragusa (Dubrovnik) met omgeving. Door handige diplomatie, en door het betalen van schatting aan de machtigste partij van het ogenblik, kon deze kleine, maar trotse en cultureel hoog ontwikkelde republiek een voordelige handel drijven, niet alleen in het Ottomaanse Rijk, maar dank zij een aanzienlijke vloot tot aan Engeland toe. Het Engelse woord ‘argosy’, dat een met rijke schatten beladen schip betekent, is een verbastering van ‘Ragusa’. Door het stichten van het Illyrische koninkrijk, dat delen van Slowenië, Kroatië en Dalmatië omvatte, gaf Napoleon het zelfbewustzijn der Zuidslaven een machtige stoot.
| |
| |
Dit zelfbewustzijn bleef als ontwakend nationalisme doorwerken, toen al deze landstreken na Waterloo weer onder absolutistisch Oostenrijks bewind kwamen. Dit nationalisme was intussen ook aangewakkerd, omdat een klein deel van Servië zich omstreeks 1815 na een heldhaftige opstand ontworsteld had aan de Turken, die echter de vesting boven Belgrado nog een halve eeuw bezet hielden. Het bergvolk van Montenegro had zich onder leiding van zijn vorstelijke bisschoppen reeds eerder onafhankelijk gemaakt. In het gehele gebied van het tegenwoordige Zuid-Slavië speelde zich tussen 1815 en 1918 een felle strijd af om de Turkse erfenis in Europa. De grote mogendheden wensten Turkije slechts te verzwakken om er zelf profijt van te trekken, dat zij de Zuidslavische volken niet gunden. Het Turkse wanbewind lokte in 1875 een hevige opstand uit in Bosnië en Herzegowina. Maar het waren de Oostenrijkers, die in 1878 dit gehele gebied in beheer namen. Toen Wenen het in 1905 kortweg annexeerde, kwam het kort daarna tot een geheim congres van Zuidslaven, om de bevrijding van alle landsdelen voor te bereiden die nog onder vreemde heerschappij verkeerden. Vanzelfsprekend zag de Dubbelmonarchie met lede ogen, hoe Servië en Montenegro in 1912-'13 de Turken uit eigen kracht versloegen. Het kleine Servië veroverde daarbij een groot deel van Macedonië, maar beging aanstonds de fout dit land Zuid-Servië te noemen en de bevolking onmondig te houden. Kort daarop viel het schot van Sarajewo, afgevuurd door een Bosnisch student van Servischen bloede. De Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger had geen rekening gehouden met een noodlottige samenloop: zijn staatsiebezoek aan de hoofdstad van het wingewest viel samen met de Bosnisch-Servische nationale rouwdag, Vidovdan. Na deze aanslag zond de Dubbelmonarchie aan het koninkrijk Servië een ultimatum, dat aanleiding werd tot de Eerste Wereldoorlog. In deze oorlog verloor het onverdroten
strijdende Servië een vijfde van zijn bevolking. Chauvinistische elementen streefden ernaar, deze verliezen te compenseren door bijna alle macht tot zich te trekken in het
| |
| |
nieuwe koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slowenen, dat in 1918 tot stand kwam, na de ineenstorting van de Dubbelmonarchie. Vele leidende Serviërs traden bijna even onverdraagzaam op tegen hun broedervolken als eens vreemde dwingelanden het hadden gedaan. Maar toch bleef de Zuidslavische gedachte levend; zij was de enige, die volken verenigen kon, welke eeuwenlang onder verschillende heersers hadden geleefd en sterk uiteenlopende levensvormen hadden aangenomen.
Toch was er een nieuwe overheersing nodig, eer de gedachte der gelijkwaardigheid en rechtsgelijkheid der verschillende volksdelen voorgoed kon zegevieren. Het innerlijk verdeelde Zuidslavische koninkrijk, waar een groot deel der bevolking republikeins voelde, werd in 1941 aangevallen door Duitsland, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Reeds was het land in stukken verdeeld door de veroveraars, toen een opstand uitbrak onder leiding van de kleine communistische partij, die een nationalistisch marxisme aanhing. De natie, die hun voor ogen zweefde, was een federaal Zuid-Slavië. Zij kwamen daardoor niet alleen in strijd met de buitenlandse overweldigers, maar ook met die groepen in het eigen volk, die een provinciaal nationalisme nastreefden. Ook vochten zij voor een nieuwe sociale orde op marxistische grondslag. De strijd werd nog gecompliceerder door godsdienstige conflicten, doordat de oude strijd tussen Rome en Byzantium, tussen rooms-katholicisme en orthodoxie, tijdelijk weer oplaaide, terwijl ook orthodoxen en moslims slaags raakten. In de bevrijdingsoorlog, die dus tegelijkertijd een burgeroorlog was, een godsdienstoorlog en een sociale revolutie, verloor Joegoslavië 1700000 doden, dat wil zeggen twaalf procent van de bevolking. De opstandige legers te velde, die zich partisanen noemden, droegen tot dit ontzaglijke verlies aan mensenlevens 300000 doden bij. De overige slachtoffers kwamen om in concentratiekampen, bij hongersnoden en epidemieën, en voor het vuurpeloton. Dat het zo deerlijk verscheurde land na de oorlog bijeenbleef, is niet alleen toe te schrijven aan de dictatoriale wijze,
| |
| |
waarop de communistische partij haar leuze ‘Eenheid en Broederschap’ doorzette. De nieuwe staatsvorm, die het land federalistisch verdeelde in zes republieken met een grote mate van zelfbestuur (Servië met de hoofdstad Belgrado, tevens hoofdstad des lands; Kroatië met Zagreb, Slowenië met Ljubljana, Bosnië-Herzegowina met Sarajewo, Montenegro met Titograd en Macedonië met Skopje als hoofdsteden) schiep politiek een grote opluchting. Het voornaamste feit was echter, dat voor het eerst in de geschiedenis der Zuidslaven opstandelingen uit alle delen des lands gelijktijdig op gelijkwaardige wijze hadden bijgedragen tot de bevrijding van allen.
In 1948 onttrok Joegoslavië zich, met steun van het overgrote deel der bevolking, aan de voogdij van de Kominform, die door de Sowjet-Unie werd beheerst. Sindsdien beschouwt Joegoslavië zich als pas waarlijk onafhankelijk. Deze onafhankelijkheid komt niet alleen tot uitdrukking in een zeer zelfstandige buitenlandse politiek, maar ook in een economisch bestel, dat geheel eigen socialistische trekken vertoont, vooral in het zelfbeheer der ondernemingen door de werkers. Joegoslavië ontwikkelt aldus een economische democratie in plaats van een parlementaire.
Het voornaamste voor de toerist is echter, dat hij zich volkomen vrij kan voelen in een land, dat zich wilskrachtig heeft hersteld uit de oorlogschaos; een land, dat zijn groots cultureel verleden blijft eren, terwijl het met zichtbare opofferingen aan zijn toekomst werkt.
| |
klimaat
De kust behoort klimatologisch tot het Middellandse-Zeegebied, het binnenland tot de gematigd-continentale klimaatzone, de hogere lagen der berggebieden in het gehele land vallen onder het Alpine klimaat. Deze indeling beantwoordt nog geenszins de enige vraag, die de gemid- | |
| |
delde toerist interesseert: ‘Zal het in mijn vakantie regenen of niet?’
Beschouwen wij allereerst het kustgebied. In normale jaren (maar zowel boeren als vakantiegangers vragen zich de laatste jaren af, of die er nog zijn) vallen in dit gebied winter- en voorjaarsregens. De voorzomer is soms droog, soms licht regenachtig; de hoogzomer droog en heet. Omstreeks de najaars-dag-en-nacht-evening (22 september) valt weer rijkelijk regen; de periode rond Kerstmis is helder en droog. Het gehele jaar door is het zuidelijke kustgebied (Dubrovnik) drie of vier graden warmer dan het noordelijke (Istrië). Speciaal het noordelijke kustgebied is 's winters, doorgaans in de periode januari-maart, onderhevig aan de ‘Bura’, een hevige valwind uit de bergen, waardoor soms de kustvaart voor dagen wordt lamgelegd.
Dit algemene schema vertoont soms sterke afwijkingen. In de periode april-juni kan men rekenen op minstens één droge, matig warme maand. Alleen de weergoden weten echter welke dat zijn zal. Regent het in die periode benoorden Split, dan is het dikwijls zuidelijker mooi weer. In de hoogzomer is het kustklimaat gelijkmatiger in de gehele zone. Ondanks de voorzichtige bewoordingen van het voorgaande dient duidelijk gezegd te worden, dat het Joegoslavisch kustgebied tot de zonnigste landstreken van Europa behoort. Opatija heeft per jaar gemiddeld 140 volkomen heldere dagen en 2230 uur zon, Hvar 180 en 2500. De gemiddelde jaartemperatuur aan de kust schommelt tussen ongeveer 13° C (Opatija) en 17° C (Dubrovnik). In elk geval is Joegoslavië (behalve soms het Sloweens berggebied) vrij van de dagenlang onverdroten neerdrenzende regen, die het humeur der vakantiegangers in de Alpen vaak bederft.
In de tweede helft juli en in augustus kan het in Dubrovnik en zuidelijker aan de kust knap warm zijn (schaduwtemperaturen van 33-35° C, tijdens enkele dagen in augustus soms stijgend tot 40° C). Het noordelijk kustgebied is daarnaast veel meer onderhevig aan zomeronweders dan het zuidelijke.
| |
| |
De havenstad Split met het paleis van de laatste Christenvervolger, keizer Diocletianus (vierde eeuw), waarboven zich de Romaanse kathedraaltoren verheft
| |
| |
Zo vaart men per toeristenboot door het zonnige rijk der duizend eilanden
| |
| |
Adieu Korčula! De meeuwen zweven mee met het schip, dat naar Dubrovnik snelt
| |
| |
In de wouden van Plitvice lopen zestien meren met schuimende watervallen in elkaar over.
| |
| |
In het binnenland valt, vooral in de gebergten, 's winters veel sneeuw (sommige paswegen in Hoog-Montenegro en langs de Albanese grens zijn pas omstreeks 15 mei berijdbaar) en er waait soms dagenlang een ijzige wind, die tekenend ‘Košava’ (de Maaier) wordt genoemd. Het voorjaar is er doorgaans regenrijk en ook de voorzomer kan nattig zijn. In de hoogzomer dient het droog en heet te worden. Maar het klimaat is in het binnenland veel wispelturiger dan aan de kust, en de zomeronweders komen snel en onverwacht op.
Wat kleding betreft is dus het meenemen van een licht wollen kledingstuk en een regenjas altijd en overal raadzaam. De zonnebril en het badpak in de bagage herstellen dan het noodzakelijk evenwicht tussen pessimisme en optimisme. In sommige reisboeken krijgen toeristen de raad om hun bagage te beperken tot hemd en korte broek. Dit lijkt iets te optimistisch.
Het meenemen van avondkleding naar Joegoslavië is voor toeristen niet alleen overbodig, maar ook belachelijk. Op de terrassen en in de eetzalen der grote hotels kunnen dames echter reeds gerust cocktailjurken ten toon spreiden.
| |
taal
De Slowenen spreken hun eigen taal, die vele archaïsche vormen bezit. In de rest van het land wordt Servo-Kroatisch gesproken. Het Macedonisch dialect, dat een overgang vormt naar het Bulgaars, is na de oorlog tot afzonderlijke taal verheven.
De grammatica der Slavische talen is ingewikkeld, en het is begrijpelijk, dat de doorsnee-toerist zich in zijn doorgaans korte vakantie niet in de moeilijkheden stort van een taal die geen lidwoord bezit, maar daarentegen zeven naamvallen gebruikt en zelfs de telwoorden verbuigt. In Slowenië, een groot deel van Kroatië en dus ook in Dalmatië
| |
| |
spreekt een deel van de bevolking, speciaal de oudere generatie, echter Duits. Langs de kust kennen velen Italiaans. In Bosnië-Herzegowina zijn in bijna elk dorp inwoners te vinden, die Duits verstaan. De ontwikkelde Serviër en Macedoniër spreekt eerder Frans dan Duits, terwijl de jeugd in het gehele land een voorliefde voor Engels heeft, die ontstaan is, nadat na de breuk met de Kominform het verplichte Russisch op de middelbare scholen was afgeschaft. Hier en daar treft men verder oudere boeren en arbeiders aan, die als emigranten in de Verenigde Staten hebben gewerkt. De meesten van hen kennen nog ‘a couple o'words’ in hun aangenomen taal. De portiers in alle grote hotels spreken Duits, Frans en Engels. Wie zich echter naar het binnenland begeeft, doet goed zich een beknopt taalgidsje aan te schaffen, dat voldoende zinnetjes bevat om een douanebeambte van uw onschuld te kunnen overtuigen en een Joegoslavisch meisje ten dans te vragen. Weigert zij, dan kunt u nog altijd informeren hoe laat de eerste boot vertrekt. Voor spelling en uitspraak verwijzen wij naar blz. 137.
|
|