| |
| |
| |
| |
| |
| |
De toekomst in uw handen
Wij leven in een tijd, waarin nieuwe krachten worden ontdekt en oude verwaarloosd. Deze nieuwe krachten beloven ongekende voorspoed, maar dreigen tevens het mensdom ten onder te brengen. Slechts één kracht kan hen beteugelen, een kracht die slechts al te lang werd veronachtzaamd: de kracht van de enkele mens.
De laatste tijd verschenen enkele manifesten, waarin vooraanstaande geleerden waarschuwen, dat een volgende oorlog de ondergang kan betekenen voor een groot deel van het mensdom. Waarom maakten zij zo weinig indruk? Misschien omdat zij in enkele zinnen een vraagstuk moesten behandelen, dat de menselijke maat en het menselijk begripsvermogen te boven schijnt te gaan.
Vandaag is het kind van gisteren. Daarom probeert dit boek allereerst in woord en beeld uit te leggen, niet in politieke, maar in menselijke termen, waarom er na 1945 geen waarachtige vrede kwam. Daarna probeert het een ieder die aangewezen was op de versnipperde voorlichting van onvermijdelijk gehaaste dagbladen, een samenhangend en begrijpelijk beeld te geven van de tijd waarin wij leven: het atoomtijdperk.
In dit tijdperk begon de mens te spelen met ontzagwekkende nieuwe krachten. Bij hun verschijning wekten zij geen ontzag, maar allereerst een demonische vernietigingsdrang. Maar nu zien wij hun dubbel gezicht: na tien jaar atoomtijdperk staat het vast, dat de mens in staat is om aller levensstandaard overal op ongekende wijze te verhogen. De
| |
| |
gevreesde overbevolking der aarde en het slinken der bekende krachtbronnen hoeft geen vrees meer te wekken. Tenzij er een nieuwe oorlog komt, die een eind maakt aan alle vrees.
Dit boek wil echter het besef bijbrengen, dat ook de gedroomde wereldwelvaart een spel blijft met het grootste geheim van het heelal: de scheppingskracht zelf. In de schepping is zij gericht op het goede. Maar de moderne Prometheus, die deze scheppingskracht uit de hemel stal, heeft thans een oneindige macht, ten goede èn ten kwade.
Dit boek wil zeggen, wat tot nu toe ongezegd bleef: deze twee machten kunnen op aarde niet naast elkaar blijven bestaan. Maar zelfs verstandelijke overtuiging, dat de atoomkracht de oorlog zinloos heeft gemaakt, is niet genoeg; want de eerste dode in elke oorlog is het gezond verstand. Wij moeten kiezen, nu, tussen vrede en verdelging. Maar deze keuze is alleen mogelijk vanuit de enige kracht, die sterker is dan de atoomkracht: de verborgen kracht in de menselijke ziel, die elk mens influistert, dat eerbied voor het leven, eerbied voor de medemens, eerbied voor zijn anderszijn, de enige waarborg vormen voor aller voortbestaan.
De ontketende atoomkracht dwingt tot de keuze tussen voorspoed en vernietiging. En er is slechts één mens, die deze vernietiging voorkomen kan.
Die mens zijt gij.
a. den doolaard
| |
| |
| |
| |
- Mama, waar is papa nu?
- In de oorlog, kind, dat weet je toch.
- Ja, maar waar in de oorlog?
- Dat weet ik niet, liefje, dat mag hij niet schrijven.
- Waarom niet, mama? Ik wil weten waar mijn papa is.
- Papa mag niet schrijven waar hij is. Maar dat duurt nog heel even en dan komt hij weer thuis.
- Dat heb je al zo dikwijls gezegd. Als ik te laat thuis kom en ik wil je niet vertellen waar ik geweest ben, dan heb ik iets stouts uitgehaald. Wat doet papa in de oorlog?
- Dat weet ik niet, kind. En ga nu maar slapen.
- Doet hij in de oorlog wat de oorlog hier doet? Gooit hij ook bommen op huizen en op kinderen?
- Nee, kind, hij vecht op de grond.
- Maar doet hij dan ook dingen, waar mensen van dood gaan?
- Ik weet het niet, kind, maar luister nu eens goed naar mama. Wat papa doet, dat moet hij doen. En het is heus de laatste keer, dat mensen zo met elkaar vechten. De stoute mensen, die dit keer begonnen zijn, krijgen straf en dan is het voorgoed uit, dan blijft het vrede.
- Wat is vrede, mama?
- Zoals het vroeger was, voor papa wegging, en zoals het weer worden zal. Heus, alles wordt dan weer zoals vroeger.
- Krijg ik dan weer elke avond een nachtzoen van papa en van jou natuurlijk?
| |
| |
| |
| |
- Ja, kind, dat is vrede. En er komt weer snoepgoed en je krijgt weer een nieuwe pop.
- En hoeft zusje dan niet meer te schreeuwen in haar slaap, omdat ze aldoor droomt van die ene keer?
-Ja, kind, vrede is rustig slapen, voor altijd, elke nacht.
- En wordt Marietje van hiernaast dan weer levend? Je zei toch, dat alles weer wordt zoals vroeger?
- Marietje's huis zullen ze weer heel maken, maar Marietje komt nooit weer terug.
- Hoeveel Marietjes zijn er al dood, mama?
- Dat weet ik niet, ik weet alleen, dat dit de laatste keer is en dan nooit meer, heus, echt.
- Maar je hebt ons eens verteld, mama, dat toen jij klein was, er ook oorlog was. Hoe weet je dan, dat dit de laatste keer is?
- Dat hopen we, kind, en daar dromen we van, en daar leven we allemaal op, want er zijn heel veel kindertjes, die naar hun papa's terugverlangen.
| |
[pagina 14-15]
[p. 14-15] | |
- Maar papa komt toch niet terug zoals Jan van de bakker op de hoek, zonder been? En waarom huilde tante Anna laatst zo, toen ze met dat papiertje in haar hand bij je kwam? Komt papa heus terug? Kan mij het anders schelen of het vrede wordt?
| |
| |
| |
| |
- Iedereen, die iemand verliest, die helpt dat het gauwer vrede wordt en vrede blijft. Heus, kind, we gaan een betere toekomst tegemoet. Dan hoeven we nooit meer bang te zijn, en dan weten we altijd waar papa is.
- Maar waar is hij nu, mama?
- Ga slapen, kind, ga slapen en droom van de vrede. Ga slapen, ga slapen...
| |
| |
1e soldaat: -...En als ik afgezwaaid ben, dan draai ik de eerste de beste kroeg in, en dan begin ik met bier en port door elkaar, en dan ga ik... en een knapperd, die me binnen drie dagen er uit krijgt, en misschien ga ik dan kijken of m'n huis nog staat.
De stem van het hart: Mijn God, hoe raak ik kwijt wat ik vijf jaar lang gedaan en gezien heb. Mijn God, ik snak naar huis, maar dat durf ik niet tegen de anderen te zeggen.
2e soldaat: - En als ik weer in een burgerpakkie loop, dan ga ik naar de stad en als er een officier voorbijkomt, dan blijf ik staan. Maar in plaats van te salueren, zeg ik:...
3e soldaat: - Alsof de officieren het helpen kunnen! Nee, als de dag van de grote afrekening komt, dan zal ik de stinkerds die thuis bleven zeggen waar het op staat. En hoe hoger ze zitten, hoe schuldiger ze zijn.
De stem van het hart: Mijn God, ze hebben ons de vijand leren haten, en de haat is een vlam, die terugslaat de verkeerde kant op. Mijn God, hoe raak ik m'n haat kwijt?
4e soldaat: - En als ik eenmaal boven water ben, dan ga ik naar huis, maar ik schrijf het niet vooruit, ik kom onverwachts naar binnen, op een uur dat de kinderen naar school zijn en dan zal je wat beleven. Dan zal ik...
De stem van het hart: Terwijl de hemel in vlammen staat, droom ik van een kamer, waar de stilte gonst. Ik hoor alleen het knetteren in de haard. Ik zie alleen haar tevreden gezicht. Ik weet, dat de kinderen boven rustig slapen, met een lok haar boven de lakens uit, en een pop naast zich, en op Jans voeteneind ligt de mecanodoos. Dat wil ik weer terug hebben, anders is alles zinneloos geweest. Ik zal op haar toekomen en ik zal zeggen: laten we elkaar vergeven en opnieuw beginnen.
5e soldaat: - Als het voorbij is, dan kruip ik weer achter mijn koeien. Dan word ik weer een domme boer die nooit meer van z'n land afkomt; en de rest van m'n leven stink ik naar mest. Geef mij maar oorlog, dan zie je tenminste wat van de wereld. Maar misschien is het wel de laatste keer.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
De stem van het hart: Ik wìl ook nooit meer van m'n land af. Mijn God, geef me de horizon terug rond m'n huis! Een andere begeer ik niet. Ik spot maar, want jullie zijn stedelingen. Ik kan jullie toch niet vertellen hoe dat voelt, om te zaaien op een zelfgeploegde akker. Hoe je hart lacht, als het eerste groen door de zwarte kluiten breekt, en dan later het zonlicht op de halmen. Dat is pas vrede. Mijn God, maak dat het de laatste keer zij...
| |
| |
Sergeant: - De laatste keer? Laten we 't hopen, want anders blijf ik liever op slag dood. Maar voor het de laatste keer wordt, moeten we eerst die stinkerds aan de overkant zo op hun falie geven, dat ze nooit meer terugkomen.
De stem van het hart: Mijn God, ik wou dat ik weer in m'n kruidenierswinkel stond. Mijn God, maak dat de zaak heel blijft tot ik terug ben, en als er iets kapot moet, dan hoogstens de ruiten. Goede morgen, mevrouw Jansen, is het tandje van de kleine al door? En wat zal het zijn? Die namaakkoffie is lang niet slecht, mevrouw, en de echte komt ook weer gauw, want het is vrede en de schepen gaan weer varen... Mijn God, wat een droom, om voorgoed weer alles van de planken te kunnen grijpen, wat de mensen vragen, en de suiker zo gladjes in de zakken te horen ritselen, en je vrouw op het oog een homp kaas af te zien snijden, zoals zij dat alleen kan: geen tien gram te veel of te weinig. En kinderen, die nooit meer met open ogen in bed hoeven te liggen, omdat ze niet weten waar hun vader is; omdat ze bang zijn dat hij nooit meer terugkomt...
(Boven hen dalen de glimmende veelkleurige bollen van de lichtkogels neer.)
Sergeant: - Aan de vlammenwerpers! Terugstellen die linkse, niet op volle kracht, maar op roosteren.
4e soldaat: - Hij is teruggesteld, sergeant.
De stem van het hart: Mijn God, wij roosteren de vijand, in plaats van hem met één slag te verbranden. Wij zijn niet wreed, God, maar de oorlog heeft het ons gemaakt. We haten de hele bende, waarin we verzeild zijn geraakt; we haten al weken en maanden en jaren. Die haat moet ergens been, en de vijand is het dichtst bij de hand. Mijn God, ik bid U, dat deze vlam meteen de hele oorlog verbrandt, en voorgoed...
| |
| |
| |
[pagina 24-25]
[p. 24-25] | |
Vrede! De sirenes zwijgen; de harten juichen. De vuurmond is verstomd; de mensenmond zingt. De bommenwerpers zijn voorgoed neergestreken; wat uit de straten spat is geen brand, maar vuurwerk. Vlaggen waaien uit; wolkenvanen wapperen aan de gouden lansen van het lentelicht. Moede botten steken schonkig door versleten kleren, maar de muziek der vrijheid jaagt als een koorts door het dunne bloed, en millioenen dansen weer. Zij strooien het dwarrelend confetti van hun helle lach; hun wild gejubel strengelt zich als serpentines rondscharrelen de tanks, die gecamoufleerd zijn met de trappelende benen van kinderen.
Vrede? Het is nog geen vrede; er is enkel wapenstilstand; maar wie bekommert zich daarom? De strijdenden van gisteren, ook de verslagenen, die de Bevrijding de Ineenstorting noemen, hopen op de ervulling van vele schone leuzen:
1941 - Het Atlantisch Handvest; ‘Wij geloven, dat alle volken der aarde, zowel uit realistische als geestelijke gronden, er toe moeten geraken om af te zien van het gebruik van geweld.’ Getekend: Roosevelt, Churchill.
1943 - de verklaring van Teheran: ‘Wat de vrede betreft, zijn wij er zeker van, dat zij door onze eendracht tot een duurzame vrede worden zal.’ Getekend: Roosevelt, Stalin, Churchill.
1945 - de Stichtingsoorkonde der Verenigde Volken: ‘Wij, de volken der Verenigde Naties, vastbesloten om komende geslachten te bewaren voor de gesel van de oorlog, die tweemaal in onze generatie de mensheid onzegbaar leed heeft berokkend,
vastbesloten om het geloof aan de grondrechten van de mens, aan de waardigheid en waarde van de menselijke persoon, aan de gelijke rechten van mannen en vrouwen, aan de gelijke rechten van grote en kleine vokken, opnieuw te verkondigen.
... vastbesloten om verdraagzaamheid te beoefenen en onder elkander als goede naburen in vrede te leven
... zijn overeengekomen, om ter verwezenlijking dezer doeleinden ons streven te verenigen...’
Opnieuw droomt de menshied de droom van de eeuwige vrede.
|
|