| |
| |
| |
Een post van vertrouwen
Eigenlijk is het nog zo'n gek baantje niet, dacht Tom Ennervan, terwijl hij over de eerste verdieping van het grote warenhuis heen en weer wandelde. Het was een van de dromen van zijn jongelingsjaren geweest om later spion te worden. In grote, achtenswaardige boeken stond nu wel geschreven, dat spionnen minderwaardige wezens waren, die zonder enige scrupules overliepen naar de tegenpartij, maar dat deerde hem niet. Geniepiger vond hij de uitlating, dat ze niets anders waren dan pionnen op een schaakbord, en als het te pas kwam gedesavoueerd werden, een imponerende term overigens, die in Tom's ogen verband hield met het plechtige gezicht, waarmee enkele ernstige mannen een officier recht in de ogen kijken om daarna zijn sabel af te gespen en die op hun knieën stuk te breken. Hij had zich dan afgevraagd of dat gemakkelijk ging: zo'n sabel breken en of de generaal of andere hoge militair van te voren het sabelbuigen beoefend had, teneinde op het gedenkwaardige moment geen figuur te slaan. Het droge geluid, waarmee de officierschevrons van de mouw of van de kraag gescheurd
| |
| |
werden en het woord ‘eerloos’, dat daarbij onhoorbaar uitgesproken werd, had zijn adem doen stokken en bijna zou hij in staat geweest zijn om officier te worden, ten einde op die wijze als mannen tegenover elkaar ‘uitgestoten’ te worden of zelf uit te stoten, maar hij bedacht, dat de officieren van zijn leger sterren op hun kraag droegen en dat die moeilijk losgepeuterd moesten worden, als het zover kwam, en dat had hem van deze illustere loopbaan afgehouden.
Als spion had hij in vreemde dienst kunnen gaan en zelfs had hij eens een brief naar een buitenlands ministerie gestuurd en weken lang met spanning elke post afgewacht, maar hij had zeker een paar taalfouten gemaakt en spionnen moesten voorbeeldig hun vreemde talen spreken, zoals dat heet, en daarom had hij zeker geen antwoord ontvangen. Het was anders wel erg mooi geweest; de jonge, intelligente agent van de geheime dienst, door een beeldschone, doch harteloze vrouw op een kamer gelokt om daar... ja, en dan kwam pas het moeilijke: zou hij er de voorkeur aan gegeven hebben zich te laten verleiden en zijn geheimen prijs te geven, of zou hij standvastig blijven als een van die manmoedige helden, die voor het sensuele gebaar van de wellustige courtisane niet bezwijken? Op dat ogenblik was Tom's phantasie steeds uitgeput en hij stond nog altijd twijfelend in die kamer, niet wetend wat te doen.
En nu had hij, na een niet erg romantisch begin, dit baantje als opzichter in een warenhuis aan moeten nemen, omdat zijn vorige firma ging bezuinigen. De onomwonden termen in zijn getuigschrift: betrouwbaar en eerlijk, hadden op de directie blijkbaar indruk gemaakt en doordat hij nog een aanbevelingsbrief had, werd hij aangesteld, hoewel hijzelf, als hij had moeten oordelen, wel eens had willen informeren, of die
| |
| |
betrouwbaarheid en eerlijkheid ooit wel eens waren getoetst, want op zijn vorige kantoor had hij nooit een cent, zelfs geen postzegel in zijn handen gehad en hij had die prachtige qualificatie toch niet verdiend door het feit, dat hij er nooit met zijn stoel vandoor was gegaan?
Enfin, hij had zijn schouders opgehaald en wandelde nu zijn domein rond. Goed uitkijken, had de directie gezegd, dat was alles. Ook opletten, of de winkelmeisjes de haar toevertrouwde waren goed in het oog hielden. Eigenlijk misselijk die verplichting om voor verklikker te spelen, dat deed hij vast niet. Gelukkig, dat hij geen afdelingschef was, die moest toezien of de meisjes wel ijverig waren, haar klanten goed bedienden, niet te veel praatten, niet te weinig praatten, charmante lachjes vertoonden, niet te veel naar de WC gingen, nu, daar namen ze dan ook altijd oude tangen voor. Hij had daar niets mee te maken, hij was hier incognito: deftig, met een prachtige vouw in zijn broek. Hij was goed beschouwd helemaal geen spion, hoogstens belast met de contra-spionnage, een soort detective, ofschoon dat wel een heel goedkoop woord was, bovendien een soort man, die komt als alles al gebeurd is. Zijn taak bestond in het besluipen van zijn prooi, onhoorbaar naderen en dan... het droge geluid van het ascheuren der burgereer-chevrons. Niet, dat hij het de dieven kwalijk kon nemen, dat ze stalen. En zeker niet hier, waar alles open en bloot lag. Hij was hier nu een maand en in die tijd had hij wel gemerkt, dat je op drukke dagen zo goed als geen risico liep, wanneer een of ander blinkend voorwerp te veel van je standvastigheid vergde. Hij had met Suzy, waar hij een paar dagen geleden op straat mee kennis had gemaakt, wat was dat kind tegemoetkomend geweest, toen hij zo hakkelend voorstelde samen naar de bioscoop te gaan, met Suzy
| |
| |
had hij over zijn werk gesproken en zij was het met hem eens geweest, trouwens, toen de directie hem onlangs het lijstje van gestolen voorwerpen van zijn afdeling voorgelegd had en hij zo geschrokken was, hadden zij hem gerustgesteld, dat het niet veel erger was dan vroeger, alleen het moest minder worden, nietwaar, daar was hij voor aangenomen.
Dat had hij wel begrepen en hij had zich een roofdierpas aangewend, een onzichtbare roofdierpas, schijnbaar onbevangen, maar met alle spieren van je lichaam gespannen voortlopen en dan plotseling je hoofd omdraaien, onopvaklend natuurlijk, steeds onopvallend, en dan als een kat met één sprong... wat deed die mijnheer daar op de boekenafdeling, vooral die bibliophielen kon je niet vertrouwen, altijd hadden ze een tas bij zich en snuffelden maar in de boeken, haalden het ene er uit en stopten het andere er soms niet in. Al die speculatie op de eerlijkheid van de klanten en ze tegelijkertijd laten bespionneren door een man, die als officieus dienaar der gerechtigheid rondliep, maar in wezen niets dan een schraal betaalde bediende was... ja, hij had Suzy iets willen geven, maar hij moest tot de eerste van de maand wachten, terwijl het hier voor het opscheppen lag. De afdeling bijouterieën bevond zich vlak naast de trap, hij had daar al bezwaar tegen gemaakt, maar de directie had hem aangekeken of hij niet wijs was: hij moest opletten, dat er niet gestolen werd en als hij dat alleen kon door de boel achter slot en grendel te zetten, hadden ze hem niet nodig. Logisch, ze konden de afdeling, waar het meest in omging, niet achteraf in een hoekje zetten alleen om hem het werk gemakkelijker te maken. Maar je kwam bijna zo ver, dat je ging wensen, dat er geen klanten zouden komen en een kettinkje, opgenomen door een nieuwsgierige dame, wilde hij wel uit haar
| |
| |
handen kijken... Dat gedrang overigens bij die liften en er lagen nog tamelijk dure dingen, trouwens zo wat elke dag werd er ook wat gestolen, maar meestal was het niet veel waard. Die armbanden vooraan waren wel dun, maar het was goud met echte edelstenen: iedereen zag ze voor imitatie aan, omdat ze tussen dat goedkope spul lagen. Waarom werden die daar juist neergelegd, hij had er wat van willen zeggen, maar gelukkig bijtijds zijn mond gehouden, gedachtig aan de ontvangst van zijn eerste opmerking om de afdeling een veiliger plaats te verschaffen. Zou hij er eens een wegnemen om de directie te overtuigen of desnoods voor Suzy, dan had hij meteen een aardig cadeautje. En dan was het ook onmiddellijk uit. Voor straf, omdat zijn superieuren zijn raad in de wind hadden geslagen. Die boekenmijnheer was weg en zijn schoenen- en stoffenafdeling was niet lastig, behalve op coupondag en bij uitverkoop.
Een armband gestolen vandaag, mijnheer Ennervan, dan moest hij niet schrikken, maar zeggen: dat had ik wel gedacht, ze liggen er voor het grijpen. Ik heb ze steeds in het oog gehouden, maar je moet toch ook eens de ronde doen. En dan kon hij het ding rustig houden. Wie zou hier beter kunnen gappen dan hij, die van alles op de hoogte was? Langzaam naderen, gewone pas, even snel rondkijken, of de juffrouw haar oog er niet op gevestigd hield. Niet afwachten, dat ze haar gezicht helemaal wegdraaide, zulke meisjes zagen niets, als het niet bepaald onder hun handen gebeurde. Een beetje gedrang bij de lift, een paar meter van tevoren goed uitrekenen, waar de armband lag, even fixeren, hij kon gelukkig goed tennissen, hij had plaatsgevoel, direct achter de hand schuiven, zo, voorbijlopen, niet omkijken, nu voorbij de tafel hoofd omdraaien in de richting van de lift, verdomme,
| |
| |
als dat Suzy niet is! Hij hoopte maar niet, dat ze iets gezien had, hij kon niet nagaan, of ze de trap opgekomen was of dat de lift haar had gebracht. Ze had beloofd hem hier eens in zijn werk te zien, maar ze zou hem negeren. Kijk, ze had hem al gezien, dat merkte hij aan haar gezicht. Nu moest hij weggaan, uit de verte kon hij haar wel gadeslaan. Waarachtig, daar ging ze naar de tafel, waar hij net de armband weggenomen had. Neen, ze kon het niet gezien hebben, hier achter de boeken kon hij haar rustig bekijken, een mooi meisje, ze was niet zo opvallend gekleed als die avond, dat hij haar op straat tegenkwam. Als ze nu die armbanden zag en het exemplaar herkende, dat hij voor haar gestolen had? Hij moest eerst even vissen, of ze die wel had opgemerkt. Als ze er verder niet over sprak, kon hij hem toch wel geven. Kijk, ze liep weer in de richting van de trap, alleen maar even naar boven gewipt om naar hem te komen kijken. Toch aardig. Haar armband ritselde in zijn zak en hij wikkelde die, zonder hem er uit te halen, in zijn zakdoek. Een armband gestolen, mijnheer Ennervan! Niet schrikken, maar zeggen... en toch de bijouterieafdeling in het oog houden, alsof er niets gebeurd was. ‘Twee armbanden gestolen, mijnheer Ennervan’, zei de chef verwijtend.
‘Twee?’ Tom schrok. Die gemene oplichtster, om van zijn zwakheid gebruik te maken en onder zijn hoede, ja zeker, onder zijn hoede een armband te stelen. De gehele middag had hij op de bewuste tafel gelet en gezien, dat niemand iets had kunnen wegnemen. Zo'n gemene dievegge, zijn chevrons der burgereer op het spel te zetten.
‘Twee?’, herhaalde hij. ‘Zo, dat spijt me. Ik had op één gerekend, want die had ik genomen om U te bewijzen, hoe gevaarlijk het is ze zo voor de hand te leggen en hoe gemak- | |
| |
kelijk het is ze te stelen. Maar twee, jammer, dat ik het van/ daag juist deed.’
Gelaten haalde hij zijn zakdoek uit de jas van zijn colbert en ontrolde die door één punt vast te houden. Op de tafel rinkelden twee armbanden.
|
|