Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 59] [p. 59] De Gestorvene: ‘Het is voorbij; ik liet mijzelven achter. Ik ben vervluchtigd tot herinnering. Het leven was toch inniger en zachter, Er was iets liefelijks dat mij ontging. Somber en goddeloos en diep neerslachtig Ben ik de leege vlakten doorgegaan, Maar aan het eind gekomen bleef ik staan: Achter mij lag nu, fonkelend en prachtig, Een zonnig land. Ik had het blind begaan, En de herinnering werd ik slechts deelachtig Van wat ik daar moet zijn voorbijgegaan: Kinderen die met held're stem mij riepen, Spelende, zorgeloos, zonder schuld, Het grijze haar van moeder en de diepe Stem van mijn vader, in zijn ernst gehuld, Schaduwen in het bosch en kleine bloemen, Het lichte zingen van den morgenwind, En een blonde vrouw, die mij heeft bemind. Zij was teeder; ik kan haar naam niet noemen, Het is te snel vervluchtigd in den wind, [pagina 60] [p. 60] Maar zij was liefelijker dan de bloemen In het land dat geen gestorvene meer vindt...’ Vorige