Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Morte d'Arthur Toen hij het strijdperk doodelijk gewond Verscheem'ren zag en hem het schild ontviel, En een rampspoedig einde hem verdreef Uit het gedruisch der laatste zegepraal, Ging hij den nacht door en de paden langs, Die naar de onafzienb're zee geleiden, En stond en hief zijn slanke rechterhand, Terugwijzende naar wat, vergeefsch geweest, Zijn naam weerkaatste: burcht en ridderfeest, Het blanke graal, de valkenjacht, het zwaard, Minstreelen, vrouwen, schaakspel en tournooien. Daar lag zijn glanzend leven, maar nochtans Zong nu de dood zóó ongeëvenaard: Eens achterhalen engelen het bloed - Als een bekeerling ging hij onbevreesd Hun door de witte branding tegemoet - De dorpers wijzen waar het is geweest, En zien de zee daar lichten met den vloed. Vorige Volgende