Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De Droom Dit somber land is niet mijn vaderland. De tuinen van den droom zijn altijd groen. Hier welken wilde rozen en mijn hand Is moe van wat zij later nog zal doen. Alles bevreemdt mij wat op aard geschiedt. Er staat een jongen naar een zwaan te kijken, Zóó onbekommerd en los van verdriet - Een vrede die ik nooit meer kan bereiken. Regen en sneeuw en zon en maan en wind. Waarom hebben wij ons op weg begeven? Het eindigt evengoed als het begint. Er is zooveel voorbij, zooveel nog komend. De dag moest zonder avond zijn gebleven En ik hier eeuwig van Assisi droomend. Vorige Volgende