Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De Slaapwandelaarster Zij is opgestaan; haar stuurlooze handen Hebben het heete kussen gestreeld. Haar oogen hebben ontstoken randen. Zij heeft zich jarenlang verveeld. Verlangen was bijna doodgebloed. Maar nooit was haar minnaar zóó nabij: ‘Hij staat buiten en hij roept mij’ - Zij glimlacht alsof zij iemand groet. - De ijz'ren trapleuning, ruig van roest Is kil in haar kleine, tastende hand. Zij ontwaakt: waar is zij aangeland? Zij hoort in het donker haar holle hoest. Vorige Volgende