Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Ophelia Zij dwaalde doelloos met vermoeide schreden Door de windstille, loome tuinen, waar De middagschaduwen zich traag verbreedden, Welkende bloemen geurden, zerp en zwaar. Zij dwaalde en werd het zelve niet gewaar Hoe doorn en netel heimlijk letsel deden, Als met een droef en onbestemd gebaar Haar vingers langs de scherpe heesters gleden. - De wind stak op. Er woei een wilde angst Tusschen de takken en de blaren langs. Zij luisterde ontdaan: hoorde zij hem? Hamlet! Hij vluchtte in den vreemden wind, De grijze oogen groot en wijd ontzind, En roepend met vóórmenschelijke stem. Vorige Volgende