Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Aan mijn Ouders [pagina 5] [p. 5] Acheron [pagina 6] [p. 6] Aan G.H. Moll van Charante Jr. [pagina 7] [p. 7] Kwatrijnen Wild bloeit de roos van onze overmoed. Dit spel is kansrijk en de worp was goed. Doch onverhoeds en diep verholen, hoor: De ruischende Acheron van het bloed. Zóó zinverrukkend was de wufte logen Van zon en maan, bloemen en vrouwenoogen: Wij bleven in den voorhof; eenzaam ligt Een duister rijk achter de wenkbrauwbogen. Wij werden elken nacht ontvoerd, doch geen Die ooit dat pad verkende dan alleen Wie met het keeren van de morgenzon Niet meer in zijn geboorteland verscheen. Waarom hij toch dit zonlicht huis verliet? Hij koos zichzelf zijn duistre herberg niet. Een kleine vogel wet zijn snavel aan De zerk en zingt een schril, kortstondig lied. [pagina 8] [p. 8] De klok tikt harder plots en dichterbij. Bestaan wij hier, en zijn wij droef of blij? Het weerloos zand is op den Sphinx gestoven, Lag daar een oogwenk en woei dan voorbij. Een schaduw sluipt om alle dingen heen En bloemen vallen dorrende uiteen. Zij die vervreemdden in een bangen kus Wenden de oogen af en zijn alleen. Was daar een licht en ben ik thans weer blind? Speelde er zon op het vermolmend bint? Donker is dit bestaan en toch, en toch: Daar was een licht in d'oogen van een kind. Eenmaal ontkwam een sterveling aan het bloed. Vleuglen ontsprongen aan voortvluchtgen voet. Hem heeft een engel in het paradijs Met hellen, doodelijken kus begroet. [pagina 9] [p. 9] Het blijft gelijk, hoe zou ik her of der? De afstand naar mijn dood is even ver. Waarom gaf God den wijzen het geleide, En niet den wandelenden Jood zijn ster? De dood is een noodlottig kapitein, Heel de bemanning dronken van den wijn, Maar op de voorplecht spelen ongestoord De kindren, die niet weten waar ze zijn. God liet ons zorgeloos op aarde achter. Geen engel hield hij over ons tot wachter. Van dit verwijderd en onvruchtbaar oord Werd eindelijk de dood hebzuchtig pachter. Een lang beleg heeft allen afgemat, De dood bewaakte ook het smalste pad. Alleen een zanger waagt zich ongedeerd Ver uit de poorten der verdoemde stad. Vorige Volgende