Woord vooraf
Tijdens mijn studie Nederlands te Leiden heeft een bijna twee jaar durend assistentschap bij wijlen prof. dr. B. van Selm bij mij geleid tot een diepgaande en levenslange belangstelling voor het fenomeen ‘boek’ in al zijn facetten. Daarom was het voor mij vanzelfsprekend om dit boek aan hém op te dragen.
Een dienstverband van bijna dertien jaar bij de studierichting Nederlands van de Vrije Universiteit onder leiding van mijn promotor mevr. prof. dr. M.H. Schenkeveld heeft een voorkeur voor de negentiende-eeuwse boekgeschiedenis mede bepaald. Haar ben ik dank verschuldigd voor haar deskundige en stimulerende opmerkingen bij het tot stand komen van mijn proefschrift.
Mijn copromotor dr. J.J. Kloek dank ik evenzeer. Van zijn kennis inzake boekhandel en leescultuur in de eerste helft van de negentiende eeuw heb ik dankbaar geprofiteerd.
Dank aan mevr. dr. H.C. Gall te Leiden, dr. P.J. Verkruijsse te Nieuwkoop en dr. W.M. Zappey te Amstelveen, die zo bereidwillig waren vanuit hun specifieke deskundigheid delen van het proefschrift kritisch door te nemen. Met hun op- en aanmerkingen heb ik mijn voordeel gedaan.
Dat J. Immerzeel Junior het onderwerp van dit boek is geworden, is niet in het minst te danken aan de rijke Immerzeel-collectie in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. De medewerkers van de afdeling Handschriften en Oude drukken aldaar dank ik voor het aandragen van de benodigde stukken gedurende vele jaren.
Tenslotte bedank ik Heleen, Tessa, Marita en Dorith die mij ieder op hun eigen manier gesteund hebben bij het voltooien van dit proefschrift.