Dierbaar magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1995)–B.P.M. Dongelmans, F.P. van Oostrom, Peter van Zonneveld– Auteursrechtelijk beschermdDe bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
[pagina 95]
| |
Peter van ZonneveldOmstreeks 1880 brak in de Nederlandse letteren een nieuw tijdperk aan. Een jongere generatie dichters en schrijvers begon zich luidruchtig te manifesteren. Dat is het geijkte beeld, maar wie zich verdiept in het literaire klimaat van toen, bemerkt hoe zwak de glans van het nieuwe en hoe sterk de kracht van het oude nog was. Vanuit dat perspectief was het onbetwiste literaire hoogtepunt van 1884 de zeventigste verjaardag van Nicolaas Beets. Heel Nederland liep uit om de grijze bard te huldigen. In Utrecht vond een feestelijke plechtigheid plaats die nationale betekenis had; kranten en tijdschriften besteedden er op uitbundige wijze aandacht aan. Van alle kanten zwaaide men de geliefde auteur van de Camera Obscura lof toe op een manier, die van Beets een nationale held maakte. Dankzij uitvoerige verslagen in het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 14 en 15 september 1884 zijn de gebeurtenissen van zaterdag 13 september tot in details te reconstrueren. In de grote zaal van Tivoli te Utrecht hadden zich honderden vrienden en belangstellenden verzameld. Vertegenwoordigers van de overheid, van kunsten, wetenschappen en letteren knikten elkaar in afwachting van de jubilaris blijmoedig toe. Om half elk klonken de eerste tonen van het muziekkorps, dat verscholen was achter een haag van groen. Begeleid door de Commissaris des Konings verscheen de zeventigjarige, met een goedige glimlach op het blozende gelaat. Hem viel een donderende ovatie ten deel. De erevoorzitter begroette Beets door hem te herinneren aan zijn eigen woorden: ‘Dankt allen God en weest verblijdt,/ Omdat gij Nederlanders zijt.’ Nu beklom Matthias de Vries, de grote man van het Woordenboek der Nederlandsche Taal , het spreekgestoelte. De verdiensten van de dichter, de humorist, de redenaar, de predikant, de hoogleraar en de huisvader werden breed uitgemeten. Een opmerkelijk citaat: ‘Een volk, dat zijne groote mannen eert, eert zichzelf, heeft men naar waarheid gezegd.’ Hierna bood de spreker Beets een buste aan, vervaardigd door Stracké, uit vlekkeloos marmer, gehouwen in de groeven van Serravezza. Van de regering ontving de jarige het Grootkruis van de Nederlandsche Leeuw: ‘Moge dit kruis nog langen tijd uw trouwe borst versieren!’ (Daverende toejuiching). De Belgen bleven niet achter en benoemden Beets tot ridder in de Leopoldsorde (Daverende toejuiching). Dit alles was nog slechts het begin. Het meest opmerkelijke geschenk was ongetwijfeld een Album amicorum , nu in het bezit van de Maatschappij. Het is geborgen in een kist met fraai houtsnijwerk, vervaardigd door leerlingen van de Quellinus-school te Amsterdam. Het bevat een vierhonderd albumbladen van 39 bij 29 centimeter: foto's, tekeningen, aquarellen, gedichten, muziekstukken en prozaschetsen. Het vorstenhuis, schrijvers, dichters, schilders, wetenschappers en predikanten, allen hadden op hun manier een bijdrage geleverd aan dit huldeblijk. Koning Willem iii, koningin Emma en de prinsessen Maria en Sophie schonken ieder een gesigneerde foto. Busken Huet, HaverSchmidt en Bosboom-Toussaint zijn de bekendste namen uit de literatuur. H.J. Schimmel, W.J. Hofdijk, Allard Pierson, J.A. Alberdingk Thijm en vele anderen droegen een gedicht bij. Niets dan lof allemaal, al kon een Schaepman het niet laten om fijntjes te herinneren aan Beets ‘zwarte tijd’, zijn byroniaanse periode: Gij zijt van d'echten stam, Gij zijt van Vondels zonen,
Uw voorhoofd draagt de vlam van 't koninklijk genie;
Al boogt Ge in vroege jeugd voor vreemden ook de knie,
Al scheent Gij afgedwaald tot zwoele, zwarte zonen.
| |
[pagina 96]
| |
Bij de vrienden uit die ‘zwarte tijd’ ontbreekt Kneppelhout, die een jaar later zou overlijden. L.R. Beijnen en J.P.
Hasebroek zijn wel van de partij. De laatste levert een vers waarin
zijn pseudoniem als een refrein functioneert. Het slot luidt: ‘Maar wie
juicht daarbij 't luidst als nauw een ander 't kan? Vriend Jonathan.’ Hulde aan Hildebrand
De bijdrage van Ch. Rochussen: taferelen uit de Camera Obscura
Ook op het gebied van de beeldende kunst is er een rijke oogst. Goedwillende amateurs tekenen of schilderen bijvoorbeeld het kerkje van Heemstede, waar Beets zijn loopbaan als zielenherder begon. Een kunstenaar als Rochussen schenkt een aquarel, met daarin pentekeningen die taferelen uit de Camera voorstellen. Ph. Zilcken levert een ets van een grijsaard, Thérèse Schwartze draagt een fraaie aquarel van een jonge vrouw bij. A. Allebé, J. van de Sande Bakhuysen, D. Bles, J.C. Greive en C.W.M. van de Velde laten zich evenmin onbetuigd. Johannes Verhulst en Richard Hol verblijden de jubilaris met een muzikale compositie. De beroemde oogheelkundige Donders, de meteoroloog Buys Ballot, de oudheidkundige Leemans en de plantkundige C.A.J.A. Oudemans vertegenwoordigen, naast vele anderen, de wetenschap. K.F. Holle, de kenner van de Soendase cultuur (vereeuwigd in Heren van de thee van Hella S. Haasse), stuurt een bijdrage vanaf zijn theeonderneming ‘Waspada’ in de Preanger. Dan is er nog een bonte verzameling van bijdragen geleverd door dominees, uitgevers, toneelspelers en vertegenwoordigers van rederijkerskamers en andere genootschappen in den lande. Nadat dit geschenk aan Beets was overhandigd, voerde een stoet van sprekers het woord. Ten slotte trad de gelauwerde zelf naar voren. Hij sprak een eenvoudig dankwoord uit, met als slotakkoord: ‘Leve mijn Koning, leve de Koning van België, leve het vaderland, leve allen die met ons dezelfde taal spreken, dezelfde letteren liefhebben en eeren! Leve allen die van goeden wille zijn, die het schoone en goede vereeren, die schoon zijn en goed zijn! Lof en dank aan God, wiens goedertierenheid altoos het hoogst geprezen zij!’ (Daverende toejuiching) 's Middags bracht een koor van vierhonderd zangers, onder leiding van Richard Hol, een vocale hulde. 's Avonds was er een luisterrijk diner voor meer dan honderd personen, waarbij het toasten regende, zoals het de hele dag bloemstukken en gelukstelegrammen geregend had. Matthias de Vries had gelijk: een volk dat zijn grote mannen eert, eert vooral zichzelf. Beets werd beschouwd als het symbool van het Nederlands volkskarakter, of wat men daar voor hield: godsvrucht, blijmoedigheid, gematigdheid, liefde voor het vaderland, het koningshuis en de huiselijke kring. En het Album amicorum dat Beets ten deel viel, is te beschouwen als een staalkaart van wat Nederland in 1884 aan kunst en cultuur te bieden had. |
|