Dierbaar magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1995)–B.P.M. Dongelmans, F.P. van Oostrom, Peter van Zonneveld– Auteursrechtelijk beschermdDe bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
[pagina 83]
| |||||||||||||||||
Marco de NietVele collecties die door verzamelaars aan de bibliotheek van de Maatschappij zijn geschonken, leiden een onzichtbaar bestaan: ze gaan voor de gebruikers ervan verloren in het totaal bezit van de Maatschappij. Op haar beurt is de boekerij van de Maatschappij voor de meeste onderzoekers weer verscholen achter het bezit van de universiteitsbibliotheek. Alleen een alert en ingewijd bibliotheekgebruiker herkent aan de signatuur en de stempel voorin, of het aangevraagde boek eigendom van de Maatschappij is. Of het ook nog tot een speciale verzameling behoort, is meestal niet uit te maken aan het boek zelf. Er zijn echter enkele collecties die als eenheid herkenbaar blijven dankzij de plaatsing ervan in de magazijnen. In het gunstigste geval is zelfs de naam van de verzamelaar gebruikt als plaatsingscode, die aldus blijft voortleven in de catalogi van de bibliotheek. Een van de weinige verzamelingen in het bezit van de Maatschappij die dit gunstig lot beschoren is, is de collectie ‘volksboeken en Moeder de Gans-uitgaven’ van G.J. Boekenoogen. Na het overlijden van Boekenoogen op 26 augustus 1930 besloten de erfgenamen zijn boekenbezit te laten veilen. Voor de collectie in april 1931 bij Van Stockum in Den Haag onder de hamer werd gebracht, hadden echter al ruim vijfhonderd bijzondere boekenhun weg gevonden naar de bibliotheek van de Maatschappij, evenals een belangrijk deel van zijn handschriftelijke nalatenschap, namelijk ‘de schriftelike aantekeningen over allerlei onderwerpen betreffende folklore en taalwetenschap’. Boekenoogen, geboren in De Zaan, had van jongs af interesse gehad voor de Zaanse volkscultuur, en vanuit die belangstelling is hij sprookjes en populaire verhalen gaan verzamelen. Hij liet bij zijn dood een collectie prozawerken na die, voor Nederlandse begrippen, zeer bijzonder was. De toenmalige bibliothecaris van de Maatschappij, A.A. van Rijnbach, was hiervan op de hoogte en heeft zich nogal wat moeite getroost om de hand te leggen op een belangrijk deel van die collectie. Dankzij de welwillendheid van de erfgenamen (Boekenoogen was ongehuwd en kinderloos gestorven) mocht Van Rijnbach voor de veiling plaatsvond ‘tegen taxatie-prijs’ alles uit de collectie kopen, wat hij voor de bibliotheek van de Maatschappij van belang achtte. Omdat de bibliotheek niet over voldoende liquide middelen beschikte om te kopen wat Van Rijnbach wilde aanschaffen, is in januari 1931 een speciale inzamelactie gehouden onder de leden van de Maatschappij. De leden moesten ƒ1000,- bijeen brengen om de aankoop, | |||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||
waarvoor in totaal ƒ1500,- nodig was, mogelijk te maken. Tegen de verwachting in werd ruim ƒ1300,- ingezameld. Van het overschot werd een apart ‘Boekerijfonds’ gevormd, om de aankoop van zeldzame werken ‘in biezondere gevallen’ te kunnen bekostigen (Handelingen 1930-1931, p. 38). De erven verleenden Van Rijnbach deze gunst, omdat Boekenoogen 34 jaar lang een actieve rol had vervuld in de Maatschappij. Hij werd in 1896, op 28-jarige leeftijd, tot lid benoemd, kort nadat hij te Leiden was gepromoveerd op zijn proefschrift De Zaansche volkstaal en een aanstelling als medewerker aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal had verworven (die hij tot aan zijn dood heeft gehouden). Vanaf 1897 heeft hij met enige regelmaat voordrachten gehouden tijdens de maandvergaderingen van de Maatschappij; in 1911, en opnieuw in 1920 trad hij tot het bestuur toe; als lid van de Commissie voor Taal- en Letterkunde is hij redacteur van het tntl geweest; tevens heeft hij als editeur gewerkt aan tekstuitgaven van populaire geschriften die namens de Maatschappij werden uitgegeven; ten slotte heeft hij bijna dertig jaar lang de bibliothecaris terzijde gestaan als lid van de Bibliotheekcommissie.Het kastje van Boekenoogen
De Maatschappij heeft zich in de jaren die volgden op zijn dood dankbaar betuigd. Een jaar nadat de collectie was aangeschaft, verscheen bij uitgever Brill te Leiden de Catalogus van de Verzameling-Boekenoogen , samengesteld door A.A. van Rijnbach. Normaliter werden beschrijvingen van nieuw verworven werken in de Handelingen gepubliceerd, maar in verband met de omvang van de collectie werd besloten een aparte catalogus te doen drukken. Een tweede uitgave van de catalogus verscheen in 1933, in deel xvii van de ‘Bibliotheca Academiae Lugduno-Batavae’, de reeks gedrukte catalogi van de ub waarin omvangrijke collecties van de ub én de Maatschappij apart ontsloten werden. In 1949 werden, opnieuw door de inzet van Van Rijnbach, de Verspreide geschriften van Boekenoogen door de Maatschappij uitgegeven. Hierin werden ook opgenomen het Levensbericht, dat door J.W. Muller voor de Handelingen (1930-1931, p. 59-82) was geschreven, en een ‘Lijst der geschriften’, lopend van de bijdragen die Boekenoogen op twaalfjarige leeftijd had geschreven voor de Kinder-courant tot de tekstuitgave van Eene schoone en miraculeuse historie vanden Ridder metter Swane , die postuum als deel 3 is verschenen in de reeks ‘Nederlandsche Volksboeken’ van | |||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||
de Maatschappij. In de Verspreide geschriften treffen we ook Boekenoogens - nog immer lezenswaardige - studie aan over ‘De Nederlandsche volksboeken’, oorspronkelijk verschenen in het Tijdschrift voor boek en bibliotheekwezen (jrg. 3, 1905, p. 107-142). Zowel de catalogus als de laatstgenoemde studie maken het mogelijk het verzamelbeleid van Boekenoogen enigszins te reconstrueren. De catalogus is systematisch ingedeeld, en omvat de volgende rubrieken (tussen haakjes het aantal titels in de rubrieken):
Overigens zij hier opgemerkt, dat de nummering in de catalogus niet lineair is, in verband met de systematische indeling van de catalogus; de signaturen die aan de boeken zijn toegekend (‘Boekenaogen 1’ tot en met ‘Boekenoogen 513’) hangen niet samen met de volgorde in de gedrukte catalogus. In zijn studie ‘De Nederlandsche Volksboeken’ behandelt Boekenoogen in grote lijnen de ontwikkeling van de drukgeschiedenis van populaire verhalen als ‘Floris en Blanchefleur’ en ‘De vier Heems-kinderen’: waren de uitgaven uit de vijftiende en zestiende eeuw rijk geïllustreerd en zorgvuldig samengesteld, de uitgaven die in de achttiende en negentiende eeuw voor weinig geld en in groten getale in omloop waren, waren slordig samengesteld en gezet. Ze waren bijna ‘onooglijk’, en voor velen dus het aanschaffen niet waard. Maar nadat het aantal tekstuitgaven sterk was afgenomen, nam de verzamel waarde ervan toe, niet in de laatste plaats omdat van zeer veel edities weinig of geen exemplaren bewaard bleken te zijn. Als verzamelaar had Boekenoogen duidelijk oog voor die ontwikkeling, en voor de onderlinge verschillen tussen de latere edities. Hij was niet zozeer op zoek naar de oorspronkelijke, mooi verzorgde edities (die waren, zij het schaars, in grote Europese bibliotheken al aanwezig), maar juist naar die slordigere uitgaven uit de achttiende en negentiende eeuw. Zo bezat hij bijvoorbeeld van De historie van Genoveva, huisvrouw van Siegfried zeventien edities, verschenen tussen 1700 en 1870. | |||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||
Van Een schoone historie van de verduldige Helena, van Constantinopolen had hij achttien edities bij elkaar gebracht. Ronduit belangrijk is zijn Thijl Uilenspiegel-verzameling, maar liefst 28 edities groot. Indrukwekkend is ook de verzameling sprookjes van Moeder de Gans, bestaande uit vijftig bundels of afzonderlijk gepubliceerde verhalen. Dat hij die boekjes vooral vanuit een wetenschappelijke, taalkundige belangstelling verzamelde, moge blijken uit de volgende opvallende persoonstypering: De talrijke rouwe, of ook schouwe, schuine grappen en grollen, de platte, vieze of dubbelzinnige woorden en woordspelingen, waarvan de Zaansche, gelijk alle, volkstaal en de sappige, smeuïge taal der Hollandsche kluchten, ook van sommige sprookjes en vertelsels, allerminst afkeerig is, hebben dezen kenner nooit meer dan een lichten, nauw merkbaren glimlach afgeperst, geen gullen schaterlach [...]. In deze Puriteinsche preutschheid was hij een echte ouderwetsche Menniste broeder. (Levensbericht, p. 76.) Het voert te ver om hier de collectie in extenso te bespreken. Dankzij de geautomatiseerde catalogus van de universiteitsbibliotheek zal het binnenkort - na voltooiing van de invoer van het volledige gedrukte bezit - voor een ieder mogelijk zijn, de collectie eenvoudig aan vragen te onderwerpen. Met behulp van de index op signaturen (in de computercatalogus zijn deze verkort tot ‘bknoog’) is het namelijk een koud kunstje de collectie als afzonderlijke set gepresenteerd te krijgen. Dat Boekenoogens naam als signatuur verbonden is gebleven aan de collectie, heeft overigens te maken met het feit dat, met de collectie, een boekenkastje is geschonken door zijn broer L.F. Boekenoogen. Laat dit een les zijn voor toekomstige schenkers! |
|