| |
| |
| |
Verdedigingswerken, militaire gebouwen en marinehaven
Van de drie plaatsen op Voorne en Putten die in de middeleeuwen stadsrechten ontvingen, werden Brielle en Geervliet vervolgens ook voorzien van een verdedigingsgordel. Heenvliet daarentegen bleef onversterkt. Noch in Brielle noch in Geervliet is thans meer dan een enkel summier restant van de middeleeuwse verdedigingswerken over. In Brielle werd de gordel in later tijd volledig gemoderniseerd, terwijl Geervliet al tegen het einde der middeleeuwen tegelijk met zijn economische bloei ook zijn strategisch belang en dus zijn vestingwerken zag vervallen en ten slotte verdwijnen.
Een plaats die pas na de middeleeuwen werd versterkt, is Hellevoetsluis. De reden waarom hier een stelsel van vestingwerken werd aangelegd, was de aanwijzing van deze havenplaats tot marinebasis. De in grote lijnen bewaard gebleven stelsels van Brielle en Hellevoetsluis, met de aanleg waarvan in de 17de eeuw een begin werd gemaakt, werden beide voltooid tussen 1700 en 1715. Zij vertonen onderling echter een aantal opmerkelijke verschillen. Voorts dateren talrijke kleinere wijzigingen en toevoegingen uit later tijd. Heden ten dage zorgt de vestinggordel in beide plaatsen voor een in veel opzichten waardevolle, groene en waterrijke scheiding tussen enerzijds de oude kern en anderzijds de moderne buitenwijken en het omringende platteland. Brielle en Hellevoetsluis bezitten verder nog verschillende voormalige militaire gebouwen.
Tussen Brielle en Hellevoetsluis werd bovendien in 1780 in het kader van de kustverdediging een linie tot stand gebracht. Deze kreeg in 1874 de naam ‘Stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet.’ Van de oorspronkelijke, 18de-eeuwse batterijen in deze linie is nu zo goed als niets meer terug te vinden. Wel bestaan nog de twee kleine forten die omstreeks 1885 als steunpunten in de linie werden gebouwd.
| |
Litteratuur
Atlas van historische vestingwerken in Nederland IV, eerste afl.: Zuidholland, z. pl. 1970; Berlijn; Van der Gouw 1967; J.L. van der Gouw, ‘Geervliet wordt een stad’, in: Geervliet 600 jaar stad, Geervliet 1980, 1-77; J.F. Grosfeld, ‘De sluis- en dokwerken te Hellevoetsluis’, in: De Physique Existentie dezes Lands. Jan Blanken inspecteur-generaal van de Waterstaat, catalogus tentoonstelling Amsterdam 1987, 164-187; Hoek 1962-'63; Hoek 1969; G.C. Huigsloot, Enige aantekeningen naar aanleiding van de restauratie van een kogelgloei-oven nabij de Stenen Baak in de gemeente Oostvoorne, z. pl. 1957; W. de Jong, De vesting Brielle, z. pl. 1975; Klok 1980; A.H. Mohr, Vestingbouwkundige termen, 's-Gravenhage/Zutphen 1983; Plokker; J.J. Walters, De haven van Hellevoetsluis 1604-1621, Hellevoetsluis 1984; J.S. van Wieringen, ‘De overgang van het Oudnederlandse naar het Nieuwnederlandse stelsel 1648-1704’, in: J. Sneep e.a. (red.), Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, 's-Gravenhage/Zutphen 1982, 36-51.
| |
Afbeeldingen
Talrijke, voornamelijk 18de- en 19de-eeuwse opmetingstekeningen van gebouwen en constructies in Brielle en Hellevoetsluis, ARA, afd. Kaarten en Tekeningen, met name coll. OPGO.
| |
| |
| |
De middeleeuwse verdedigingswerken van Geervliet en Brielle
Geervliet
Nadat Geervliet in 1381 zijn stadsrechten had verkregen, begon het vrijwel onmiddellijk met het graven van een stadsgracht. In 1382 werd geld gespendeerd aan het rooien van bomen op de plaatsen ‘daer die veste lopen soudt.’ Ook van een stadsmuur is al gauw sprake. Al met al zullen het overigens maar bescheiden werken zijn geweest: niet meer dan een brede sloot en een vrij lage muur.
35 De plattegronden van Geervliet en Heenvliet, omstreeks 1560 getekend door Jacob van Deventer; coll. ARA 's-Gravenhage.
In 1459 wordt Geervliet omschreven als ‘zeer aerm’ en financieel niet in staat ‘om te onderhouden die torren ende mueren, die bijnaer vallen ende vergaen.’ Dat dit verval niet met succes gekeerd werd, blijkt uit de plattegrond die Jacob van Deventer ongeveer een eeuw later tekende. Deze toont een zeer onvolledig versterkt Geervliet, met alleen aan de noordwestkant, de kant van de Bernisse, een stadsmuur. Verder zijn enkele verdedigingstorens afgebeeld - onder meer twee dicht bij elkaar aan de westzijde - en twee stadspoorten: de Tolpoort aan de noordwest- en de Landpoort aan de oostzijde. Een derde poort, de Kalk- of Callekenspoort aan de noordzijde, is door Van Deventer niet getekend. Deze poort is te zien op een door Daniël Schillincx in 1617 getekende (maar eerst in 1700 gedrukte) kadastrale kaart (Van der Gouw 1967, afb. 25). Aan de zuidkant van het stadje ligt het Hof van Putten, omringd door een eigen gracht.
Al de genoemde verdedigingswerken zijn nu geheel verdwenen. Bekend is dat de Landpoort in 1746 werd gesloopt. Een ronde waltoren aan de Visserszijde
| |
| |
hield het nog het langst uit, tot in 1933. Een laatste restant is de onderbouw van een ronde verdedigingstoren waarop de korenmolen aan het Spui verrees en die als zodanig bewaard bleef.
| |
Brielle
Brielle kreeg waarschijnlijk in 1306 zijn eerste stadsrechten. Het ontving echter pas in 1338 het recht om versterkingen aan te leggen, met als voorwaarde dat hierbij geen schade aan de zeedijk zou worden toegebracht. Reeds in 1342 lijkt de stad geheel omgracht te zijn. Aan de noordzijde lag de gracht oorspronkelijk vermoedelijk op de plaats van de tegenwoordige Maarlandse haven. De aanleg van deze haven, compleet met spui, werd mogelijk gemaakt doordat Aelbrecht van Beieren de stad in 1394 een stuk land schonk. Kort nadien kan Brielle noordwaarts zijn uitgelegd.
In de periode omstreeks 1500 gaf oorlogsdreiging een aantal malen aanleiding tot een verhoogde activiteit bij de aanleg der verdedigingswerken. Het resultaat tekende Van Deventer omstreeks 1560 (afb. 343): een langgerekt stadsgebied, geheel omgeven door water en daarbinnen ook door een ommuring met torens en poorten. Alleen waar aan de oostzijde de ter plaatse brede en tweearmige Gote voor een natuurlijke barrière zorgde, was een muur achterwege gelaten. De stad telde destijds vier poorten: de Noord- en de Zuidpoort en in het westen de Lange- en de Piermanse poort. Van Deventer tekende verder in totaal 22 verdedigingstorens.
Het enige thans zichtbare restant van de middeleeuwse verdedigingswerken van Brielle wordt gevormd door de funderingen van de Noordpoort, gelegen in het meest noordelijke bastion (bastion IX) van de huidige vesting. Deze funderingen, al eerder aangetroffen en enigszins zichtbaar gemaakt, werden geconsolideerd en tot even boven het maaiveld opgetrokken in 1975. De Noordpoort was de poort die de Watergeuzen in 1572 rammeiden. Zij was getuige haar funderingen een bakstenen bouwwerk van bescheiden
36 Plattegrond van de funderingen van de Noordpoort te Brielle. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1989; ten dele naar tekening van T. van Straalen uit 1975.
afmetingen op rechthoekige plattegrond. Zowel aan de stads- als aan de veldzijde zijn in het metselwerk de sleuven voor een valhek zichtbaar. Aan weerszijden is ook een klein stukje van de stadsmuur op de oude funderingen weer opgetrokken. Getuige de restanten had deze muur een weergang op reeksen dwars geplaatste tongewelfjes.
| |
De vesting Brielle
Geschiedenis
De vesting Brielle, gelegen op de zuidoever van de vroegere Maasmond, deed van 1572 tot in de 19de eeuw dienst als steunpunt voor de marine en speelde
| |
| |
37 De vesting Brielle vanuit de lucht, gezien naar het noorden; opname 1977.
daarna nog tot in de 20ste eeuw een rol in de kustverdediging, als onderdeel van de Stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet.
De wijzigingen en uitbreidingen die de Brielse verdedigingswerken in de periode na de inneming door de Watergeuzen ondergingen, vonden plaats volgens de principes van het gebastioneerde vestingstelsel. Zo werd nog in 1572 voor de Noordpoort een bastionachtig buitenwerk aangelegd, terwijl tussen 1572 en 1576 de mond van de buitenhaven - op dat moment nog ten noorden van de stad gelegen - werd voorzien van twee flankerende, gebastioneerde kleine forten. In 1585 kwam Brielle als pand in handen van de Engelsen, onder wier bewind de door Willem van Oranje begonnen modernisering van de vesting werd voortgezet. Vanaf 1587 werd gewerkt aan de uitleg van de stad in oostelijke richting. Hierbij werd de westelijke arm van de Gote, tot dat moment dienstdoend als stadsgracht, omgevormd tot haven, de Binnenhaven. De oostelijke rivierarm werd de nieuwe stadsgracht, met erlangs ook een nieuw verdedigingsfront. Dit front werd aangelegd als een aarden wal met enkele kleine, onregelmatig gevormde bastions. Het noordfront kreeg bij een modernisering hetzelfde uiterlijk. Omdat de oude buitenhaven verzandde, werd bovendien in 1607 besloten een nieuw havenkanaal te graven, in oostelijke richting. In verband hiermee werd in 1619 de middeleeuwse Noordpoort afgebroken; ervoor in de plaats kwam de Waterpoort, aan de ingang van de Maarlandse haven.
Van de genoemde 16de- en vroeg-17de-eeuwse vestingwerken is niets bewaard gebleven. Omstreeks 1625 moet een ingrijpende vernieuwing zijn gestart. In een eerste fase, waarbij nieuwe wallen en een zevental nieuwe, ruime bastions werden aangelegd, werd de zuidwestzijde vooralsnog ongemoeid gelaten. Hoe de stad er na deze eerste fase uitzag, tekende Blaeu in 1649 (afb. 344). Er waren ook nu weer vier poorten: de reeds genoemde Waterpoort aan de haveningang, de Langepoort in het noordwesten, de Zuidpoort in het zuiden en de Kaaipoort in het oosten. Opvallend is, hoe duidelijk de nauwelijks
| |
| |
38 Plattegrond van de vesting Brielle. Tekening T. Brouwer.
I |
Molenbolwerk of Zwartewaalse bolwerk |
II |
Kruithuisbolwerk of Vlieguitbolwerk |
III |
Galgebolwerk of Revolutiebolwerk |
IV |
Bleykersbolwerk |
V |
Westerbolwerk |
VI |
Hollebolwerk |
VII |
Oranjebolwerk |
VIII |
Lijnbaanbolwerk |
IX |
Kijkpaalbolwerk of Noordbolwerk |
1 | ravelijn |
2 | beer |
3 | enveloppe |
4 | voormalige Waterpoort |
5 | voormalige Zuidpoort |
6 | Langepoort |
7 | Kaaipoort |
8 | restant Noordpoort |
9 | kruithuis |
10 | bomvrij wachthuis |
11 | Hoofdwacht |
12 | Groot Arsenaal en Infirmerie |
13 | duiker met spuisluis |
14 | Havenbatterij |
verdedigde zuidpunt en de ouderwetse wal aan de zuidwestzijde afsteken bij de rest van de vesting. Desondanks werd de uitvoering van de tweede fase vervolgens verschillende malen uitgesteld.
Nog in de 17de eeuw werd een ravelijn voor de Langepoort aangelegd. Met de werkelijke voltooiing van de vesting begon men echter pas in 1702. In de jaren hieraan voorafgaand had de Brielse vroedschap er herhaaldelijk bij de Staten van Holland op aangedrongen dat de stad aan de zuidkant verkleind en daarmee in een betere staat van verdediging gebracht zou worden. Nu ging dit dan gebeuren. Over de vraag of de af te snijden zuidpunt al dan niet als een buitenwerk gehandhaafd moest blijven, werd nog wel de mening gevraagd van Menno van Coehoorn. Besloten werd de zuidpunt geheel op te ruimen. Tussen 1702 en 1713 kreeg dit zijn beslag. De vesting werd in die jaren voltooid met twee bastions aan de zuidwestzijde, met een viertal ravelijnen aan de zuid-, oost- en noordkant en met een enveloppe in het noordoosten, aan de kant van de Maas. Verder werden drie nieuwe poorten gebouwd, die de oude vervingen; alleen de vroeg-l7de-eeuwse Waterpoort bleef bewaard, tot 1761. Opvallend genoeg werden al deze werken in grote lijnen nog aangelegd volgens de principes van het Oudnederlandse systeem van vestingbouw, terwijl de vrijwel gelijktijdige modernisering van de vesting Hellevoetsluis volgens het veel meer geavanceerde Nieuwnederlandse systeem werd uitgevoerd. Sinds deze algehele vernieuwing in de 17de en vroege 18de eeuw hebben de vestingwerken van Brielle geen ingrijpende wijzigingen meer ondergaan. Wel werden in de loop der tijd allerlei kleine veranderingen aangebracht en gebouwen als schuilplaatsen, munitiemagazijnen en remises toegevoegd. In 1858 werd aan de zuidzijde van de mond van het havenkanaal, ten noordoosten van de vesting, de Havenbatterij aangelegd; deze omgrachte
| |
| |
batterij, die via een bedekte weg vanuit de vesting bereikbaar was, werd in 1882 nog eens verbeterd. In 1894 en 1900 vielen respectievelijk de Waterpoort en de Zuidpoort aan het toenemend verkeer ten offer. Zij werden vervangen door eenvoudige open doorgangen in de wal.
In 1920 en 1926 werden de oostelijke en zuidelijke gedeelten van de vesting Brielle alsmede de Havenbatterij als vestingwerk opgeheven. Niet lang daarna werd het ravelijn voor de voormalige Zuidpoort vergraven in verband met de aanleg van de Groene Kruisweg en verrees op het ravelijn voor de Kaaipoort een aantal woningen rondom een pleintje. Nadat de wallen in de oorlogsjaren nog door de Duitsers waren gebruikt, volgde algehele opheffing als vestingwerk in 1952. In 1972-'75 werd de gehele vestinggordel, die intussen in de handen van de gemeente was overgegaan, gerestaureerd. Een aantal Duitse bunkers en andere in een recent verleden toegevoegde gebouwen werden hierbij afgebroken. Verder herkregen de wallen zoveel mogelijk hun oorspronkelijke profiel en een passende beplanting, werden de grachten waar nodig hersteld en op diepte gebracht en ondergingen alle bij de vesting behorende kunstwerken, zoals poorten, bruggen en beren, een restauratie. Sedert 1975, het jaar waarin de restauratie van de wallen gereedkwam, geniet de gehele Brielse binnenstad met inbegrip van haar verdedigingsgordel de status van beschermd stadsgezicht. Binnen de bescherming valt bovendien een aantal landbouwgronden ten westen, ten noordwesten en ten oosten van de vesting, dit om te voorkomen dat het vanuit deze richtingen nog onbelemmerde gezicht op de stad verloren gaat.
| |
Beschrijving
De vesting Brielle ligt aan de west-, de noordwest- en de oostzijde dus nog vrij in het land, maar is aan de zuid- en in mindere mate ook aan de noordzijde ingesloten door 20ste-eeuwse wijken.
Het geheel is een vrijwel regelmatige, gebastioneerde negenhoek, omgeven door een hoofdgracht, met daarin vijf ravelijnen. De flanken der negen bastions staan min of meer loodrecht op de courtines, hetgeen een der belangrijkste kenmerken is van het Oudnederlandse vestingbouwsysteem. De hoofdwal heeft zijn oorspronkelijke profiel goeddeels behouden: bovenop loopt de walgang, voorzien van een borstwering, en onder tegen het buitentalud loopt de berm, beschermd door een meidoornhaag. Alleen in het noordoosten, aan de kant van de vroegere Maasmond, is een klein deel van de aarden hoofdwal aan de grachtzijde voorzien van een gemetselde bekleding. Voor de gracht ligt aan deze kant bovendien het belangrijkste restant van de enveloppe, voorzien van een bedekte weg en twee wapenplaatsen en aan weerszijden aansluitend op de Maasdijk.
Vijf stenen beren zorgen voor de compartimentering van de hoofdgracht. Vier van deze massief gemetselde beren dragen een of twee ronde bakstenen monniken met natuurstenen muts. Het meest zuidelijke compartiment van de hoofdgracht, dat waarin het vanuit het zuiden komende Spui uitmondt, staat via een gewelfde duiker met spuisluis in verbinding met de Binnenhaven. Deze duiker bevindt zich aan de westzijde van bastion IV.
| |
De gebouwen op de wallen
Op en in de wallen en bastions staan verschillende militaire bouwwerken. De meeste zijn bomvrije gebouwen uit de 19de eeuw. Zij zijn opgetrokken als schuilplaats, wachthuis, magazijn, munitienis of remise voor geschut, en hebben zware muren en gewelven en daarbovenop een zware gronddekking. De muren en gewelven zijn doorgaans gemetseld; in enkele gevallen is gebruik gemaakt van brikkenbeton. De tongewelven staan meestal haaks op de naar de stadszijde gekeerde ingangsgevel, welke de enige gevel is die niet door de met gras begroeide gronddekking aan het zicht wordt onttrokken. Vleugelmuren ter zijde van de ingangsgevel zorgen voor de kering van de gronddekking. Vensters en deuropeningen in de ingangsgevels kunnen worden afgesloten door middel van zware houten of ijzeren luiken. Het regenwater dat door de
| |
| |
39 Brielle, Oostbeer voor bastion II. Dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij; 1990.
40 Brielle, kruithuis in bastion II. Plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van gemeentewerken uit 1983.
gronddekking sijpelt loopt via de gewelven naar de buitenzijde van het gebouw of via speciaal aangebrachte druipkokers naar lager gelegen waterreservoirs of riolen.
De belangrijkste van deze gebouwen zijn: de kleine munitienissen in de bastions II en III, de schuilplaatsen met munitieberging in de bastions V en VII, het kruitmagazijn tussen de bastions VI en VII, het kruitmagazijn in bastion VIII, de remise tussen de bastions VIII en IX en de remise in bastion IX. Verder staat in bastion VII nog een groot bomvrij wachthuis uit 1860. Dit rechthoekige gebouw heeft bakstenen gevels en in de ingangsgevel twee deuren en vier vensters onder in totaal drie kolossale ronde ontlastingsbogen. Het bevat drie overwelfde lokalen met daarboven drie magazijnen.
Ook op de deels vergraven en door het huidige gebruik als recreatieterrein vrijwel onherkenbaar geworden Havenbatterij staat een aantal 19de-eeuwse bouwwerken: onder meer enkele bomvrije schuilplaatsen en in het midden een groot bomvrij wachthuis uit 1882.
Niet tot deze 19de-eeuwse militaire bouwwerken behorend, want reeds voor 1729 gebouwd, is het kruithuis in bastion II. Het bevindt zich ligt op een omgracht rechthoekig eilandje en heeft zelf eveneens een rechthoekige plattegrond en een zadeldak tussen twee tuitgevels. Het is voorzien van een grijze buitenbepleistering, met in de voor- en achtergevel een getrokken blokkenverband met vlechtingen in de top. De naar de stad gekeerde voorgevel heeft een deur en vier vensters met luiken. Het gebouw was oorspronkelijk in feite een magazijn onder een gemetseld tongewelf met daaromheen het hier beschreven omhulsel. Het gewelf, dat rustte op de zware en bovendien van schuine steunberen voorziene zijgevels, is thans niet meer aanwezig.
| |
De poorten
De vesting Brielle heeft nog steeds vier hoofdtoegangen. Drie hiervan liggen
41 De Zuidpoort te Brielle, veldzijde; opname 1900, kort voor de sloop.
nog op de oude plaats. Alleen bij de oostelijke toegang is dit niet meer het geval: de functie van de Kaaipoort is tegenwoordig vrijwel volledig overgenomen door een nieuwe toegang, een over een dam ter hoogte van bastion III bereikbare coupure in de hoofdwal. Met name bij de Kaaipoort en bij de Langepoort aan de noordwestzijde is nog goed te zien hoe de oorspronkelijke toegangen tot de vesting van oudsher te bereiken waren: niet rechtstreeks over de gracht, maar via een der ravelijnen.
Van de vier 18de-eeuwse poorten zijn de Langepoort en de Kaaipoort bewaard gebleven. Zij zijn in de periode 1972-'75 gerestaureerd onder leiding van architect J. Walraad. De Waterpoort en de Zuidpoort werden kort voor hun afbraak, respectievelijk in 1894 en 1900, gefotografeerd en bovendien werd van de Zuidpoort een opmeting vervaardigd door Adolf Mulder, Rijksarchitect voor de Monumenten (alles coll. RDMZ). De vier poorten tonen alle dezelfde opzet: een eenvoudige, overwelfde doorgang door de wal, met aan weerskanten een front in een strenge baksteenarchitectuur.
De Langepoort, die in oorsprong uit 1704-'05 dateert, werd in 1799 vernieuwd. Als gevolg van deze vernieuwing en van latere wijzigingen
| |
| |
42 Plattegronden van de Langepoort en de Kaaipoort te Brielle. Schaal 1:300. Tekeningen B. Kooij, 1989; naar tekeningen van J. Walraad uit 1972-'75.
resteerde er bij de aanvang van de restauratie vrijwel niets van de detaillering van de fronten aan stads- en veldzijde; het front aan de stadszijde was zelfs geheel verdwenen. Uit een oude opmetingstekening was echter op te maken hoe de poort er oorspronkelijk uitzag. Aan de stadszijde werd de poort geflankeerd door twee pilasters en werd het geheel afgesloten door een rijk gedetailleerde kroonlijst. Aan de veldzijde was er een breder front, met in totaal vier pilasters en daartussen, links en rechts van de poort, een tweetal rechthoekige blinde nissen; ook hier sloot een kroonlijst het gehele front af, maar daaronder bezaten de pilasters bovendien eigen kapitelen. De poortdoorgang was aan beide zijden voorzien van een gebeeldhouwde sluitsteen, met aan de stadszijde het wapen van Brielle en aan de veldzijde dat van Holland. Bij de restauratie hebben de fronten in grote lijnen hun oude gedaante teruggekregen, maar is met name in de afsluitende lijsten een andere, eenvoudiger detaillering toegepast. Beide fronten hebben nu een hoofdgestel met een natuurstenen architraaf en kroonlijst en daartussen een bakstenen fries. Verder zijn de kapitelen van de pilasters aan de veldzijde niet teruggekeerd. Historisch onjuist is de sluitsteen met het stadswapen aan de veldzijde. De poortdoorgang zelf, overkluisd door twee kruisgewelven met daartussen een langgerekt tongewelf, loopt schuin ten opzichte van beide fronten.
De Zuidpoort, die vrijwel tegelijk met de Langepoort in 1705 werd gebouwd, had een gebogen doorgang. Deze was onderverdeeld in vier gewelfvakken: twee met een kruisgewelf en daartussen twee met een tongewelf. De beide fronten zoals te zien op de foto's van kort voor de afbraak in 1900, waren van een uiterst strakke architectuur. Wellicht kreeg de poort deze strenge gedaante pas bij de vernieuwing in 1778, of nog later.
De Kaaipoort, die in 1709 werd gebouwd, maar die eveneens in later tijd kan zijn vernieuwd, heeft een rechte doorgang, ook weer overkluisd door een tongewelf tussen twee kruisgewelven. Van deze poort bleek bij het begin van de restauratie aanzienlijk meer bewaard te zijn, dan bij de Langepoort het geval was. Vooral het front aan de veldzijde, met twee pilasters en een hardstenen hoofdgestel en attiek, was nog vrijwel compleet aanwezig. Op de attiek werden bij de restauratie twee hardstenen bollen geplaatst. Opvallend is het metselwerk van de poortboog, waar de boogrug namelijk niet evenwijdig met het ronde binnenwelfvlak loopt, maar steil omhoog. De hierdoor ontstane ellipsvormige boog is in de loop van de 18de en in de eerste helft van de 19de eeuw vooral in militaire gebouwen veelvuldig toegepast.
De Waterpoort uit 1761 verdween in 1894. Van deze poort bestaat, zoals eerder vermeld, een foto die gemaakt moet zijn bij het begin van de afbraak: de slopers poseren boven op de poort. Op deze foto is de stadszijde te zien: een bakstenen front met een ronde poortboog en een tweetal pilasters onder een forse natuurstenen kroonlijst. De doorgang is licht gebogen en heeft aan het einde in elk geval een kruisgewelf.
Naast de stadspoorten had de vesting oorspronkelijk ook nog enkele sortiepoortjes, kleine tunnelachtige doorgangen door de hoofdwal, uitsluitend bestemd voor militair gebruik. In de courtine tussen de bastions I en II bevindt zich nog een dergelijke sortie: een gewelfde doorgang met aan de veldzijde een sluitsteen met het jaartal 1758 en aan de stadszijde een soortgelijke steen met het jaartal 1850.
| |
De wachthuizen
Oorspronkelijk hebben alle vier de 18de-eeuwse poorten aan de stadszijde een wachthuis gehad. Het wachthuis aan de Zuidpoort, daterend uit 1826 en afgebeeld op een van de twee foto's uit 1900, is nu onherkenbaar verbouwd tot woonhuis (Nobelstraat 88). Het had aan de voorzijde een galerijtje met een arcade van drie ellipsvormig gemetselde bogen op hardstenen pijlers.
De Kaaipoort heeft haar wachthuis behouden. Dit verdiepingloze gebouw op rechthoekige plattegrond, thans een woonhuis, kan in oorsprong nog vroeg18de-eeuws zijn. Het werd in later tijd gewijzigd en in 1973-'74 gerestaureerd. Bij deze gelegenheid werd de voorgevel teruggebracht in de oorspronkelijke
| |
| |
43 Plattegrond van de in 1900 gesloopte Zuidpoort te Brielle. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1989; naar opmetingstekening van A. Mulder uit 1900.
44 De Zuidpoort te Brielle, stadszijde. Rechts het wachthuis uit 1826; opname 1900, kort voor de sloop van de poort.
45 De Langepoort te Brielle, veldzijde; opname 1977.
staat, bekend van een opmetingstekening uit 1862. Op deze tekening zijn de functies van de ruimten achter de drie voordeuren aangegeven; van links naar rechts lagen hier: de officierswachtkamer, een algemeen wachtlokaal met de soldatenwachtkamer en de portierswoning. Achter het wachtlokaal bevond zich in een houten uitbouwtje het privaat. Een vrijwel identiek wachthuis stond eertijds bij de Langepoort, maar dit is nu verdwenen.
Het wachthuis aan de Waterpoort is weer wel bewaard gebleven, zij het verbouwd en als woonhuis in gebruik. Dit geheel vrijstaande, verdiepingloze gebouwtje op rechthoekige plattegrond is het meest oostelijke pand op de noordzijde van het Maarland (Maarland Nz 1). Het heeft aan de voorkant een galerijtje met een iets vooruitspringende, gebosseerde arcade van drie bogen en wordt gedekt door een schilddak. Bekend is, dat dit wachthuis tegen het einde van de 18de eeuw werd opgeknapt. Voorts werden na de afbraak van de Waterpoort in 1894 de gevels verhoogd en gepleisterd en werd toen een nieuwe, minder steile kap aangebracht. Bij de restauratie in 1962 onder leiding van architect J. Walraad werden deze wijzigingen weer ongedaan gemaakt, waardoor het gebouwtje in grote lijnen zijn oude proporties terugkreeg. Van de gebosseerde arcade was bij de wijziging van circa 1900 het bovenste gedeelte vervangen door vlak metselwerk in baksteen, dat vervolgens van een pleisterlaag was voorzien. Bij de restauratie werd dit bovenste gedeelte in zijn oorspronkelijke, gebosseerde vorm gereconstrueerd. Het opvallende verschil in materiaalgebruik (onderaan hardsteen en daarboven baksteen) vertoonde de arcade blijkens een oude opmetingstekening in elk geval al in 1861. Deze tekening geeft ook inzicht in de indeling van het pandje. Net als de andere wachthuizen bevatte het een officiers- en een soldatenwachtkamer; de portierswoning stond echter apart, aan de andere kant van de straat.
| |
De Hoofdwacht
Zoals gebruikelijk in vestingsteden, werden ook in Brielle de wachtdiensten bij de verschillende poorten geregeld vanuit een centraal in de stad gelegen
| |
| |
46 Brielle, Hoofdwacht. Dakplan en plattegronden van begane grond en verdieping. Schalen 1:900 en 1:300. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van de genie uit 1965.
hoofdwachthuis. Dit stond van oudsher aan de oostzijde van de Markt, tegenover het stadhuis. De huidige Hoofdwacht (Markt 7) werd daar in 1789 gebouwd ter vervanging van een ouder gebouw ter plaatse, dat voorzien was van een ‘spits opgaanden gevel’. De ontwerper van de nieuwbouw was waarschijnlijk luitenant-ingenieur Johannes van Westenhout (zie voor hem ook het stadhuis, pagina 94). De Hoofdwacht deed als zodanig dienst tot in 1882, toen het Brielse garnizoen werd opgeheven en de poorten buiten gebruik werden gesteld. Daarna werd het gebouw de woning van de opzichter van 's Lands Fortificatiën. Sinds 1965 dient het als kazerne voor de Koninklijke Marechaussee.
De Hoofdwacht is een hoog gebouw op rechthoekige plattegrond, dat met een zijner lange zijden naar de Markt gekeerd staat. Behalve de voorgevel is alleen de linker zijgevel van de straat af zichtbaar. De voorgevel heeft een drie traveeën brede middenrisaliet, gedekt door een houten fronton en met op de begane grond een in hardsteen uitgevoerde, gebosseerde arcade. De risaliet heeft boven deze arcade twee zandstenen hoekpilasters. De gevels zijn verder overwegend van rode baksteen. De begane grond heeft een hardstenen plint en een afsluitende, hardstenen cordonlijst. Op deze cordonlijst begint de verdieping met een zandstenen band. Boven de verdieping suggereert een reeks lage vensters en rechthoekige blinde nissen een mezzanino. Inwendig begint op deze hoogte echter reeds de zolder. Het dak is een met leien gedekt schilddak, dat alleen aan de linkerzijde omloopt. In het fronton was oorspronkelijk het wapen van Holland aangebracht. De vensters van begane grond en verdieping bevatten zesruits schuiframen. De raampjes boven de verdieping hebben een kleine roedenverdeling.
Achter de arcade ligt een kleine galerij onder een drietal gemetselde kruisgewelfjes. Vanhier is het gebouw via drie deuren te betreden. Rechts bevindt zich de trap naar de verdieping, links lag oorspronkelijk de ruimte voor de officieren en achter de galerij huisden de soldaten. Verder was er een cel voor arrestanten. Tegenwoordig is de begane grond in verschillende kleinere kamers onderverdeeld. De verdieping, voorzien van een middengang met achterin de trap naar de zolder, telt van oudsher drie vertrekken. Hier is in de loop der tijd sprake van een krijgsraadkamer, een magazijn voor militaire goederen en een woning.
47 De Hoofdwacht te Brielle, gezien vanaf de Markt; opname 1976.
| |
| |
48 De Provoost te Brielle, voorzijde van het voorgebouw; opname 1971.
49 Brielle, Provoost. Plattegrond, met links het voorgebouw en rechts de cellenvleugel. Detail van opmetingstekening uit 1861; coll. ARA 's-Gravenhage.
| |
De Provoost
In 1668-'69 werd ten noordwesten van de Catharijnekerk de Provoost gebouwd. Sedert de restauratie van 1968-'70 (begonnen door architect A. van Driel, voltooid door J. Walraad) doet deze voormalige militaire gevangenis dienst als stadsarchief (Sint-Catharijnehof 12). Het vrijstaande gebouw telt twee verdiepingloze brede vleugels, beide met een dwars geplaatst schilddak, en daartussen een door twee zijmuren verder afgesloten binnenplaats.
De voorste vleugel, dieper en hoger dan de achterste, telt vier vertrekken, oorspronkelijk in gebruik als krijgsraadkamer, officierskamer, kamer voor de provoost-geweldige en kamer voor de cipier. In de achterste vleugel bevonden zich eertijds de cellen. Bij de restauratie kreeg de voorste vleugel weer vensters met kruiskozijnen en werd de achterste vleugel inwendig verbouwd tot archiefbewaarplaats.
| |
Het Groot Arsenaal en de Infirmerie
Tot de gebouwen die ooit in direct verband stonden met de vesting, behoort ook het complex van Groot Arsenaal en Infirmerie, Rozemarijnstraat 42-46. Het Groot Arsenaal dateert uit 1708. Het is een groot vierkant gebouw, bestaande uit vier vleugels rondom een binnenplaats. De muren zijn opgetrokken uit rode baksteen, met klezoren in de koppenlagen. Het geheel is
| |
| |
50 Brielle, Groot Arsenaal en Infirmerie. Dakenplan. Schaal 1:900. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekeningen uit 1978 van gemeentewerken en J. Walraad.
voorzien van een omlopend schilddak en staat aan drie zijden vrij. De lijstgevels aan Rozemarijnstraat en Lijnbaan zijn identiek en symmetrisch van opzet. Zij hebben hoekpilasters en in het midden een risaliet met een rondboogpoort onder een forse toegang tot de verdieping. Geheel links en geheel rechts bevindt zich nog een poort, met erboven een rechthoekige blinde nis. Een drietal soortgelijke nissen, onder drie lage vensters, flankeert de middenrisaliet. Aan de kant van de Lijnbaan zijn bij de restauratie twee van de blinde nissen op de begane grond vervangen door vensters. De nagenoeg geheel blinde zijgevel aan de Fransestraat wordt geleed door twee reeksen rechthoekige nissen. Boven elk der genoemde gevels heeft het dak drie dakkapellen. Tegen de zuidgevel staat de uit 1781 daterende, lagere Infirmerie. Op de hoeken van het arsenaal en aan weerszijden van enkele van de poorten zijn, bij wijze van schamppalen, kanonlopen in de grond geplaatst. Tot omstreeks 1922 werd het Groot Arsenaal voor militaire doeleinden gebruikt. Daarna deed het een halve eeuw dienst als graanpakhuis. In 1981-'82 werd het gebouw onder leiding van architect J. Walraad gerestaureerd en inwendig verbouwd tot bibliotheek. Hierbij werd de binnenplaats voorzien van een moderne overkapping.
De aangrenzende Infirmerie werd in 1781, tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, opgetrokken. Dit verdiepingloze gebouw, bestaande uit drie vleugels rondom een binnenplaats, moest in eerste instantie dienen als affuitmagazijn, maar was tegelijk bedoeld om in noodgevallen tot militair hospitaal te kunnen worden ingericht. De ziekenhuisfunctie werd al gauw een meer definitieve. Na de opheffing van het militair hospitaal in 1922 kwam de Infirmerie in gebruik bij de PTT. In 1979 volgden restauratie en verbouwing tot ontmoetingscentrum. Ook dit werk werd geleid door J. Walraad.
Bij de Infirmerie behoorde eertijds ook het vrijwel vierkante pandje aan de overzijde van de straat, Rozemarijnstraat 43. Dit was het lijkenhuis, dat in of kort na 1788 verrees, toen het dodenkamertje in de Infirmerie zelf te klein werd.
| |
Overige militaire gebouwen
Het forse pakhuis Slagveld 29, schuin tegenover het Groot Arsenaal, werd in 1762 opgetrokken als turfmagazijn ten behoeve van het garnizoen. Het heeft aan voor- en achterzijde een ingezwenkte bakstenen lijstgevel met daarin
51 Het Groot Arsenaal te Brielle, gezien vanaf het Slagveld; opname 1961.
| |
| |
52 Brielle, garnizoensturfmagazijn, thans Slagveld 29. Vooraanzicht en doorsneden. Details van twee ontwerptekeningen uit circa 1760; coll. RDMZ.
rondboogdeuren en -vensters onder bogen met hardstenen blokken. Binnenin steunt een rij van vijf standvinken de zoldervloer en de kapconstructie. Deze laatste bestaat uit een vijftal dekbalkjukken, in het midden ondersteund door standvinken, met daarbovenop driehoekspanten met een tussenbalk. De vlieringvloer is eerst later toegevoegd. Van de houtconstructie is een groot deel ooit vernieuwd. Dat dit overeenkomstig de oorspronkelijke situatie is gebeurd, blijkt uit een tweetal 18de-eeuwse bouwkundige tekeningen (coll. RDMZ; afb. 52).
Uit 1882 dateert de voormalige kazerne Clarissenstraat 1, thans in gebruik als belastingkantoor. Dit grote gebouw heeft een L-vormige plattegrond en lange bakstenen gevels die sterk horizontaal geleed zijn. Het verrees destijds als uitbreiding van de zich in en om de voormalige kapel van het Clarissenklooster bevindende kazerne. Deze kapel werd in 1956 gesloopt.
Ten behoeve van het vanaf 1870 in Brielle actieve detachement van de Torpedocompagnie werd in 1886 de sloepenloods Maarland Nz 104 gebouwd, op het uiteinde van het Kostverloren. Het is een vrijstaand, laag bakstenen gebouw op vierkante plattegrond, driebeukig en gedekt door drie evenwijdige, flauw hellende zadeldaken. Voor- en achtergevel zijn versierd met klimmende rondboogfriezen in gele baksteen. De daken worden ondersteund door reeksen Polonceau-spanten. De scheidingswanden tussen de beuken zijn eerst later aangebracht.
| |
De vesting Hellevoetsluis
Geschiedenis
Hellevoetsluis, gelegen aan de monding van het Haringvliet, werd vanaf omstreeks 1600 door de Staten van Holland en Westfriesland uitgebouwd tot havenplaats. De tussen twee uitwateringssluizen gelegen kolk (ter plaatse van het huidige dok) kreeg aan de zuidzijde een nieuwe, bredere sluis en werd ingericht tot winterbergplaats voor schepen. Al gauw ontwikkelde zich hier ook een reparatiewerf. In 1628 werd de haven aangewezen als basis voor de oorlogsvloot van de Admiraliteit op de Maze en niet al te lang daarna onderhandelde men over het aanleggen van een dok. Naar aanleiding van dit alles kwam vervolgens ook de aanleg van vestingwerken ter sprake, maar het duurde tot kort voor of in het jaar 1665, voordat hiermee een serieus begin werd gemaakt. Sindsdien kan gesproken worden van de vesting Hellevoetsluis, met als belangrijkste functie tot in de 20ste eeuw de bescherming van de marinehaven met dok en bijbehorende gebouwen. In de 19de eeuw ging de vesting bovendien een rol spelen in de kustverdediging, als onderdeel van de Stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet. Van 1922 tot 1940 was Hellevoetsluis als steunpunt opgenomen in het zuidfront van de Vesting Holland.
De vestingwerken waarvan de aanleg in 1665 in gang was en die in 1670
| |
| |
53 De vesting Hellevoetsluis vanuit de lucht, gezien naar het noorden; opname 1977.
werden beplant, bestonden in hoofdzaak uit een omgrachting en eenomwalling met een aantal bastions en aan weerszijden een hoornwerk (een gebastioneerd front met twee lange flanken, vaak een buitenwerk, maar hieraansluitend op de hoofdwal). Het geheel was aangelegd volgens de principes van het Oudnederlandse stelsel, met onder andere loodrecht op de courtinesstaande bastionsflanken. De aarden wallen waren niet voorzien van bekledingsmuren. Mede als gevolg hiervan spoelden na een dijkdoorbraak in 1673 grote delen van de verdedigingswerken aan de zuidwestzijde weg. In 1688 werkten de ingenieurs Willem Paen en Johan van Alberdingh beiden aanontwerpen voor een geheel nieuwe vesting, maar deze plannen werden niet uitgevoerd. Nieuwe plannen volgden in 1695. Contrarolleur-generaal WillemPaen en kolonel-ingenieur Charles du Puy de l'Espinasse vervaardigden in dat jaar verschillende ontwerpen. Uiteindelijk werd de vesting gemoderniseerdnaar een ontwerp dat in hoofdzaak afkomstig was van Du Puy de l'Espinasse. In 1697 werd de eerste steen gelegd en circa 1715 was de vesting geheelvoltooid.
Een plattegrond uit 1745 geeft de toestand van dat moment weer. Aan de noordzijde vormen twee bastions met de tussenliggende courtine een restant van de werken van omstreeks 1665. Hier bevindt zich ook de enige toegang vanaf het land tot de vesting. Verder zijn aan weerszijden van het dok nieuwe wallen met een viertal nieuwe bastions aangelegd en wordt de voor het dok gelegen haven geflankeerd door twee eveneens nieuwe (halve) hoornwerken. Aan de westzijde ligt voor de gracht een bedekte weg met een wapenplaats. De nieuwe werken tonen duidelijk de kenmerken van het Nieuwnederlandse systeem: de bastions zijn voorzien van gebogen flanken, die gedekt worden door oreillons (‘bolwerksoren’, ronde uitbouwsels op de bastionshoeken, dienend om geschut op de flanken te beschermen tegen vijandelijk vuur), en de courtines hebben een gebroken tracé. Voorts zijn de Oost- en de Westbeer te zien, gelegen in het verlengde van de zeedijken aan weerszijden van
| |
| |
54 Plattegrond van de vesting Hellevoetsluis. Tekening T. Brouwer.
I |
Westhoornwerk |
II |
Haarlems bolwerk of Bastion Haarlem |
III |
Koningsbolwerk, Franse bolwerk of Marinebolwerk |
IV |
Hollands bolwerk |
V |
Ridderschapsbolwerk of Revolutiebolwerk |
VI |
Uniebolwerk |
VII |
Rotterdams bolwerk |
VIII |
Oosthoornwerk |
1 | beer |
2 | wachthuis bij voormalige Brielse poort |
3 | kruithuis |
4 | bomvrij wachthuis |
5 | kazerne ‘Haerlem’ |
Hellevoetsluis. De wallen van het zuidelijke gedeelte van de vesting, tot aan deze beren, waren nu, ter bescherming tegen het zeewater, aan de buitenzijde voorzien van bekledingsmuren.
Vooral de westzijde van de vesting heeft sinds de 18de eeuw belangrijke veranderingen ondergaan. In 1802 werd het noordwestelijk bastion IV aanzienlijk vergroot ten behoeve van de aanleg van het droogdok en in 1880-'82 werden hoornwerk I en bastion II samengevoegd en westwaarts uitgebouwd tot één grote kustbatterij. Op de wallen verrees verder met name in de 19de eeuw een groot aantal bouwwerken als schuilplaatsen, remises en magazijnen.
Het oostelijk deel van de vesting werd in 1926 als vestingwerk opgeheven en nadat gedurende de tweede wereldoorlog nog een aantal Duitse bunkers op de wallen was verrezen, volgde het westelijk deel in 1957. Sindsdien is aan weerskanten van de haven een zuidelijke toegang aangelegd. In 1968 werden alle vestingwerken eigendom van de gemeente.
| |
Beschrijving
De vesting Hellevoetsluis ligt tegenwoordig ingeklemd tussen het Kanaal door Voorne aan de oost-, een werkhaven aan de west- en uitgestrekte nieuwbouwwijken aan de noordzijde. Alleen aan de zuidkant, waar het water van het Haringvliet via de haven Hellevoetsluis binnendringt, is de oude situatie in grote lijnen ongewijzigd.
De langgerekte, geheel omgrachte vesting bestaat in feite uit een zeshoek rondom het dok met daarop aansluitend de thans onregelmatig gevormde werken aan weerszijden van de haven. De wal van het front I-II heeft sinds 1953 geen bekledingsmuren meer. Voor het overige zijn de beschermende muren tegen de wallen van het zuidelijk deel van de vesting bewaard gebleven. De beide beren zijn gemetselde massieve beren; op de Oostbeer staat een overhoeks gemetselde, vierkante monnik.
De courtine tussen front I-II en bastion III heeft, evenals de aansluitende delen der bastions, de oude vormen, die kenmerkend zijn voor het Nieuwnederlandse systeem van vestingbouw, behouden. De andere kant van
| |
| |
55 De vesting Hellevoetsluis in het midden van de 18de eeuw. Plattegrond uit 1745, opgenomen in de Tegenwoordige Staat VII (1749).
bastion III en het vergrote bastion IV tonen een eenvoudiger variant van dat systeem. Aan de oostzijde zijn de vormen van de courtines, de bastions en het ten zuiden van de Oostbeer gelegen hoornwerk VI goed bewaard gebleven. In de zuidelijke bekledingsmuren van de beide hoornwerken zijn twee gebeeldhouwde reliëfs aangebracht, één aan elke kant van de haveningang. Zij zijn van Bentheimer zandsteen en tonen ieder een drietal wapens met daaronder een cartouche met een tekst in het Latijn. De teksten herinneren respectievelijk aan het besluit tot modernisering van de vesting in 1696 en aan de voltooiing van een eerste gedeelte in 1699.
| |
De gebouwen op de wallen
Evenals in Brielle, staan ook op en in de wallen en bastions van Hellevoetsluis militaire bouwwerken die voor het overgrote deel uit de 19de eeuw dateren. Hun functies en vormen en de toegepaste materialen en constructiewijzen zijn dezelfde.
De belangrijkste concentratie van deze bouwwerken is te vinden in het front I-II, de uit 1880-'82 daterende kustbatterij. In de wal van dit front is een reeks geschutopstellingen aangebracht. Bijzonder zijn hier de holtraversen tussen de geschutsemplacementen. Deze dienden niet alleen ter zijdelingse afscherming, maar boden daarnaast ook enige schuilgelegenheid bij beschieting en de mogelijkheid van munitieberging. Op enkele van deze holtraversen werden later waarnemingsposten gebouwd. Meer naar achter staan onder meer een kruit- en projectielenmagazijn en de kazerne ‘Haerlem’. Deze laatste is een groot, rechthoekig gebouw met een zeer brede, naar het oosten gekeerde gevel
56 Hellevoetsluis, de Oost- en de Westbeer. Dwarsdoorsneden. Schaal 1:300. Tekeningen B. Kooij, 1990; naar tekeningen van de genie uit 1956 en gemeentewerken uit 1990.
| |
| |
57 Hellevoetsluis, kruithuis in bastion V. Plattegrond en doorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
58 Het kruithuis te Hellevoetsluis, met op de achtergrond de voormalige schietkatoenloods; opname 1978.
van rode baksteen, voorzien van reeksen getoogde vensters en deuropeningen; van de vensters op de verdieping zijn er steeds drie onder één grote ontlastingsboog samengevat. Midden in bastion VI bevindt zich voorts nog een rechthoekig bomvrij wachthuis uit 1857, ook weer met grote ontlastingsbogen in de voorgevel.
Uit circa 1665 dateert het kruitmagazijn in bastion V. Het is een vierkant gebouw van rode baksteen onder een met leien gedekt tentdak en met een rechthoekig uitbouwtje aan de ingangszijde. Het metselwerk toont klezoren in de koppenlagen. De inwendige ruimte is overdekt met een gemetseld kruisgewelf. Om het kruithuis staat een ijzeren hek met gietijzeren palen. Een zelfde hek omgeeft de naburige voormalige schietkatoenloods. Dit is een rechthoekig gebouwtje uit de tweede helft van de 19de eeuw met een zadeldak met kruispannen en daaronder een kapconstructie met schenkelspantjes. Van de Duitse bunkers uit de tweede wereldoorlog is sindsdien veel weer verwijderd. Op het hoornwerk I staat echter nog een betonnen kazemat. Aan de zuidzijde steekt boven deze bunker een achthoekige observatiepost uit; rondom de geschutsopening aan de westzijde is het beton ter camouflering ruw afgewerkt.
| |
De poorten, de wachthuizen en de Hoofdwacht
De Brielse poort, aan de noordzijde, werd gesloopt in 1885. Sindsdien bestaat de noordelijke toegang tot de vesting slechts uit een eenvoudige coupure in de hoofdwal. Hierachter staat echter, ter zijde van de weg, nog wel het bijbehorende wachthuis uit 1822 (Opzoomerlaan 126). Dit is een verdiepingloos, breed gebouw op rechthoekige plattegrond, met rondboogvensters en -deur en aan de voorzijde een over de gehele breedte lopende, open galerij. De galerij heeft een arcade van negen ellipsvormig gemetselde bogen op bakstenen pijlers. Het geheel wordt gedekt door een pannen schilddak.
De Brielse poort was eertijds overigens de enige toegang tot de vesting vanaf de landzijde, terwijl zich aan weerszijden van de haveningang een ‘waterpoort’ bevond ten behoeve van het verkeer van en naar de beide havenhoofden. Deze waterpoorten zullen overigens niet veel meer dan eenvoudige barrières zijn geweest. Thans is er niets meer van over. Bij de oostelijke waterpoort stond in elk geval in het begin van de 19de eeuw nog een houten wachthuis. Bij de westelijke waterpoort, aan het zuidelijk uiteinde van de Westkade, stond de Hoofdwacht uit circa 1800. Deze Hoofdwacht, een breed, verdiepingloos
| |
| |
59 Het wachthuis bij de Brielse poort te Hellevoetsluis; opname 1978.
gebouw met een schilddak en met midden tegen de voorgevel een smallere galerij onder een houten fronton, verdween in de tweede wereldoorlog, tegelijk met de rest van de bebouwing ten westen van de haven.
| |
De marinehaven Hellevoetsluis
In 1628 werd Hellevoetsluis officieel aangewezen als vlootbasis voor de Admiraliteit op de Maze. Tijdens de wintermaanden vond en de talrijke oorlogsbodems er in het achterste gedeelte van de haven, binnen de zeesluis, een beschutte wijkplaats. Bovendien werd dit afsluitbare bassin in toenemende mate als dok voor onderhoudswerkzaamheden en kleine reparaties gebruikt. De Admiraliteit stichtte hiertoe een timmerwerf en een aantal magazijnen. In 1654 verrees het Admiraliteitsmagazijn, thans nog min of meer herkenbaar in het wit gepleisterde pand Oostkade 8-14. Het magazijn, een breed pakhuis met verdieping en dwars geplaatst schilddak, werd niet lang na de bouw aan de achterzijde uitgebreid met een lagere, parallelle vleugel. Deze werd in gebruik genomen als logement voor de bestuurderen van de Admiraliteit en voor bezoekers. Achter dit logement werd een fraaie tuin aangelegd. Magazijn en logement zijn, zij het sterk gewijzigd, beide nog aanwezig. Een via een gang vanaf de kade bereikbare, lange smalle binnenplaats scheidt de twee gebouwen. Van de tuinaanleg is niets meer terug te vinden. Het voormalige magazijn heeft nu een woonfunctie.
In 1670 werd de zeesluis verbreed en omstreeks 1700 werd behalve de vesting ook de haven volledig gemoderniseerd. Het dok werd hierbij aan de westzijde uitgebreid tot de huidige komvorm. Nog geen honderd jaar later was opnieuw een aanpassing aan de eisen van de tijd noodzakelijk. Het resultaat van de tussen 1798 en circa 1835 uitgevoerde werken is zichtbaar in de grote
60 De voormalige hoofdingang van de marinewerf te Hellevoetsluis, aan het noordeinde van de Oostzanddijk. Schaal 1:100. Opmetingstekening T. Brouwer, 1990.
| |
| |
61 Deel van het ijzeren hek dat eertijds de marineterreinen rondom het dok geheel omsloot. Schaal 1:50. Opmetingstekening T. Brouwer, 1990.
maquette die kort voor 1840 door modelbouwer Klaas Vermaes in opdracht van de marine werd vervaardigd en die in 1983, na restauratie, door het Rijksmuseum te Amsterdam in langdurige bruikleen werd afgestaan aan het museum ‘Gesigt van 't Dok’ te Hellevoetsluis. De maquette toont de gehele marinebasis, in vol bedrijf en omgeven door de vesting.
Bij de kort voor 1800 begonnen modernisering stonden de verbreding van de zeesluis en de aanleg van een droogdok centraal. Jan Blanken Jansz. speelde als initiator, ontwerper en uitvoerend directeur bij het geheel een zeer vooraanstaande rol. De nieuwe zeesluis kwam in 1803 gereed. Deze grote schutsluis, nu nog steeds aanwezig, heeft aan de zeezijde twee gedenkstenen van wit marmer in met gebeeldhouwde reliëfs versierde hardstenen omlijstingen. De reliëfs tonen mortieren, kettingen, kabels en ankers.
| |
Het droogdok
In het noordwestelijke bastion, dat hiertoe speciaal moest worden vergroot, werd vanaf 1802 het droogdok gebouwd. Het werd Blankens meesterstuk: het eerste stenen droogdok in Nederland, voor het droogzetten voorzien van een kolossale dubbelwerkende stoommachine met drie gietijzeren pompen. Deze machine, in 1801 geleverd door Boulton & Watt te Birmingham (Engeland), werd samen met nog een zestal door Blanken toegevoegde houten pompen geplaatst in een speciaal daarvoor gebouwd machinehuis. Ten behoeve van de werken aan de kademuren en de zeesluis werd in 1802 eerst het gehele havencomplex door de nieuwe stoommachine drooggemalen. Later in het jaar werd de eerste steen voor het droogdok zelf gelegd.
Blanken had een dubbel droogdok ontworpen, met twee achter elkaar gelegen dokkamers. Het voorste gedeelte, het voor onderhoudswerk bedoelde kieldok, werd in 1806 voltooid. Het hoger gelegen timmerdok daarachter, bestemd voor langdurige reparaties, kwam echter eerst in 1821-'25 tot stand.
Het geheel was af te sluiten door middel van een houten bateau-porte of schipdeur. Deze losse ‘deur’ was in feite een klein schip met een dubbele kiel. Door water in te laten kon men het geheel laten zakken, waarbij de dubbele kiel precies paste in speciaal daartoe in de ingangssluis aangebrachte sleuven in het metselwerk.
Het droogdok bleef tot omstreeks 1970 dienst doen, zij het toen al lang niet meer voor de marine. Het zeer bijzondere, neoklassicistische pomphuis werd in 1968 gesloopt. De stoommachine was al veel eerder verdwenen.
Het droogdok zelf is nu nog intact, compleet met een (20ste-eeuwse) stalen schipdeur. De halfronde hoofden aan weerszijden van de ingang zijn van een
62 Het droogdok te Hellevoetsluis, met de stalen schipdeur; opname 1978.
| |
| |
63 Het in 1968 gesloopte pomphuis van het droogdok te Hellevoetsluis; opname 1953.
hardstenen bossering voorzien. De dokwanden, die trapsgewijs oplopen, zijn van rode baksteen met veel hardsteen voor kant- en hoekblokken en voor de trappen. Kleine hellingen zijn aangebracht voor de aan- en afvoer van materiaal. Bovenin loopt rondom een aquaduct als bluswatervoorziening.
| |
De stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet
Zoals vermeld, maakten de vestingen Brielle en Hellevoetsluis in de 19de eeuw deel uit van de Stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet. Deze naam kwam eerst met de Vestingwet van 1874 in gebruik, maar reeds eerder was er sprake van een kustverdedigingslinie tussen de beide plaatsen. Zo werd in 1652 op Voorne een inundatie geïmproviseerd en ging men in 1702-'03 en in of omstreeks 1747 over tot het inrichten van een aantal batterijen. Dit waren echter incidentele initiatieven, die hun reden vonden in een directe oorlogssituatie.
In 1780, tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, werd langs de gehele Hollandse kust echter een meer permanente reeks batterijen aangelegd. Op Voorne resulteerde dit in: een kustbatterij ten noordwesten van Brielle, bij de Stenen Baak, een kustbatterij ten westen van Hellevoetsluis, aan de Quack, en daartussen een inundatieveld met een zevental batterijen op de accessen, de dijken.
Van al deze aardwerken is thans nauwelijks nog iets terug te vinden. Alleen bij de Stenen Baak zijn vóór de Heindijk nog enkele lage wallen als restant van de kustbatterij aldaar te herkennen. Deze batterij, die in oorsprong waarschijnlijk in 1702 of kort daarna werd aangelegd en die in 1780 werd vernieuwd, bezat tegen het einde van de 18de eeuw twee kogelgloeiovens: een verouderde naast een kort na 1781 volgens de nieuwste inzichten gebouwde. Van deze laatste werden bij de aanleg van het recreatiegebied langs de Brielse Maas omstreeks 1955 restanten aangetroffen. In 1957 werd de oven op basis van deze restanten en van oude beschrijvingen gerestaureerd. Hoewel er in het verleden een aanzienlijk aantal van deze ovens is gebouwd (op Voorne-Putten hadden bij voorbeeld ook Hellevoetsluis en de kustbatterij aan de Quack hun kogelgloeioven), is dit (overigens vrijwel volledig gereconstrueerde) exemplaar bij de Stenen Baak thans het enige nog bestaande in Nederland (afgezien van een enkele mobiele, ijzeren kogelgloeioven uit de 19de eeuw).
In een kogelgloeioven werden ijzeren kogels verhit tot zij roodgloeiend waren; vervolgens werden zij afgeschoten, waarbij het de bedoeling was dat het doelwit (een houten schip) niet alleen door de inslag beschadigd zou worden, maar ook in brand zou geraken.
| |
| |
64 De kogelgloeioven bij de Stenen Baak op de Heindijk; opname 1966.
65 Ontwerptekening uit 1833 voor een te Hellevoetsluis te bouwen kogelgloeioven; coll. ARA 's-Gravenhage.
De oven is in wezen een klein bakstenen gebouwtje met een geteerd houten zadeldakje en een schoorsteen. Midden in het zware metselwerk bevindt zich een overwelfde koker. Deze loopt van voor naar achter, onder een bepaalde helling, en bevat een rooster van ijzeren staven. Op dit rooster kwamen de via een hardstenen ontvangkom naar binnen geleide kogels te liggen. Op een lager rooster brandde het vuur, dat de kogels verhitte. De gloeiende kogels werden opgevangen in speciale lepels, die precies pasten in een eveneens van hardsteen gemaakte uitstortkom. Om het uitzetten door de hitte tegen te gaan, is aan beide lange zijden van het gebouwtje een zwaar eiken raamwerk aangebracht; deze raamwerken zijn met elkaar verbonden door een aantal staafankers.
In 1883-'84 werden als steunpunten voor artillerie en infanterie twee kleine forten aan de stelling toegevoegd. De functie van deze forten, op de Penserdijk ten zuiden van Brielle en op de Noorddijk bij Nieuwenhoorn, was het verdedigen van de dijkaccessen en het bestrijken van de voor- en tussengelegen inundatiën. De beide forten, thans nog aanwezig, werden als vestingwerk opgeheven in 1960. Zij zijn omgracht en bevatten een bomvrij gebouw met daarin een aantal lokalen voor legering, opslag en remise.
|
|