Inleiding.
Alles wat bestaat, is onderworpen aan wetten en regelen. Niets in de natuur is overgelaten aan het toeval. Alleen wij mensen kennen al die wetten en regelen nog lang niet en wij zijn als het ware ontdekkers, die voortdurend bezig zijn door onze waarnemingen en kombinaties in de geheimen door te dringen, waarachter de natuur is omsluierd. En al verbeelden wij ons ook, dat wij heel wat gevorderd zijn, de weg die wij afgelegd hebben, is zo verbazend klein als wij denken aan de weg, die nog voor ons ligt en die er uit ziet evenals de oneindigheid, als wij staan aan het strand van de zee.
Stap voor stap gaan wij voorwaarts en veel wat vroeger onverklaard was, is door de samenwerking van alle voorgeslachten verklaard geworden en staan wij nog voor veel raadselen, wij zijn overtuigd, dat zij zo niet allen, dan toch voor het grootste gedeelte zullen worden opgelost. Al onze ontdekkingen en uitvindingen zullen bevestigen de waarheid van Goethe's woord, dat naar eeuwige ijzeren wetten wij allen de kringloop van ons leven zullen moeten voleindigen.
Geen plaats voor het toeval, dat alleen bestaat omdat wij niet in staat zijn alle gegevens bijeen te zamelen, die een handeling voorafgaan. Is alles oorzaak en gevolg, welke plaats blijft er dan over voor het toeval? Welnu, wie zou in onze tijd de wet van oorzaak en gevolg durven ontkennen?
Zonder de erkenning dat wat is, het gevolg is van het-