maar die dragen andere jurken en schoenen. Deze zijn tot op de draad versleten en de fleur is er allang af: 't moeten kou-we-aardappelen-mensen zijn, ik zie het al: ‘De halve helft van een half pondje boter, in plakken gesneden graag, want ma ontvangt vandaag...’
De dame speelde het klaar om voor negen gulden drie hoeden te krijgen, die het jaar tevoren nog vier gulden 't stuk hadden gekost. Met een paar handige tikjes op de bol en de rand maakte zij ze weer modieus. Ik moest ze diezelfde namiddag nog brengen.
‘Zulke gierige krengen,’ zei mevrouw, ‘en daar moet je dan nog beleefd tegen zijn! Meneer is zeker officier en ze moeten naar een partijtje toe, ik kén dat soort: de kinderen gaan in zelfgemaakte jurkjes en mevrouw laat zich excuseren, ze heeft zo'n migraine, maar in werkelijkheid niets om aan te trekken. Dus pa in uniform moet er met zijn dochtertjes maar op uit... Keetje, één ding: je geeft die hoeden alleen af tegen betaling, anders kan ik wachten tot ik een ons weeg.’
Dat gebeurde. Ze betaalden wel, maar ik kreeg geen fooi. Kale neten, dacht ik, één van de meisjes was aan het afstoffen met handschoenen aan, gossie, wat een kouwe kak!
Ik kwam terug.
‘Zo, ze hebben tenminste betaald, ik was al bang dat je iets doms zou uithalen; je moet bij zulke lui altijd gelijk oversteken.’
En eensklaps richtte mijn woede zich tegen mijn bazin en in stilte foeterde ik haar uit: ‘Zulke lui, jawel, 't is nét als wanneer wij de huur niet kunnen betalen, dan zijn we ook misdadigers en onze kleintjes zijn dan een bende vuilakken waar de zweep over moet. Die dame praat als... als een gravin en het is keurig netjes bij haar thuis. Ik zag door de deur dat één van de meisjes piano speelde, het andere zat hardop Engels te lezen of misschien wel Frans en de derde nam stof