De avond dat Mina mij meenam
(1974)–Neel Doff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
[pagina 138]
| |
[*]Het rijkgeworden pauperskind Neel Doff werd al door haar eerste boek beroemd, een beschrijving van haar ellendige jeugd: ‘Jours de famine et de détresse’ uit 1911. In de recente Nederlandse vertaling ervan (‘Dagen van honger en ellende’) is een levensschets van de schrijfster opgenomen, waaruit ik in het geheugen wil terugroepen dat Neel Doff in 1911 al twee- of drieënvijftig was. In de tijd dat zij debuteerde, waren de beslissende gebeurtenissen in haar leven al achter de rug. Wat zij schreef over voorvallen ná haar jaren als kind en jonge vrouw heeft de tijd niet goed doorstaan (het slotverhaal van dit boek geeft een indruk van het beste wat zij op dit gebied bereikte); en haar enige roman is van weinig betekenis. Het zijn dus de autobiografische geschriften waar het om gaat: behalve het genoemde werk nog ‘Keetje’ en ‘Keetje Trottin’ (in het Nederlands samengevat in ‘Keetje Tippel’) en een aantal schetsen of verhalen die op haar eigen jeugd zijn geïnspireerd of van haar eigen leven afgekeken. Ze staan verspreid in drie bundels, waaruit dit boek een keuze is. Eigenlijk aarzelt men, van verhalen te spreken. Sommige stukken sluiten zó nauw bij haar autobiografie aan, dat ze er praktisch een geheel mee vormen. Als een boekje over oud-Amsterdam vermeldt ‘de grote patsj omhoog kreeg het (diamant)vak zo omstreeks het jaar 1871’ en men weet dat Neel Doff toen twaalf of dertien jaar was, is de autobiografische achtergrond van ‘Het Dienstje’ al gegeven, en de schrijfster doet geen moeite om dat te verbergen. Bij andere verhalen zoals ‘Engelientje’ en ‘Het Bordeel’ doet ze dat wél, althans enigszins. | |
[pagina 139]
| |
maar ze zijn duidelijk van zeer nabij waargenomen. Tekenend is bijvoorbeeld het optreden van Markers in beide verhalen, ofschoon er een tijdverschil van jaren tussen zit, en ze uit twee verschillende bundels komen: ‘Angelinette’ en ‘Contes farouches’. Het verhaal ‘De koukleum’ komt behalve in laatstgenoemd boek ook in ‘Une fourmi ouvrière’ voor. Dit is het laatste boek dat van Neel Doff in vertaling zal verschijnen. Met zijn beide voorgangers vormt het éénderde van haar oeuvre, en ik geloof niet dat de rest op dit ogenblik aktueel is. Maar als van iemand na zoveel tientallen jaren drie boeken overblijven en ook werkelijk graag gelezen worden, is dat méér dan waarvan een schrijver dromen mag. De vertaler |
|