Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend
[pagina 277]
| |
Aanhangsel | |
[pagina 279]
| |
In de algemeene inhoudsopgave voorin den bundel worden 21 stokregels opgegeven waarvan de bijbehoorende refreinen niet in den tekst voorkomen. De meeste van deze refreinen zijn ook verder niet bekend, maar wel zijn er elders drie refreinen aangetroffen die denzelfden stokregel hebben als drie van die ontbrekende refreinen uit onzen bundel. Hoewel het nu niet met zekerheid uit te maken is of dit dezelfde zijn als die in de inhoudsopgave bedoeld waren, daar er immers verschillende refreinen op een zelfden stok kunnen bestaan, leek het mij toch gewenscht deze drie refreinen hier als aanhangsel op te nemen, vooral daar zij niet zoo gemakkelijk toegankelijk zijn. Eén komt voor in het volksboek Van den x. esels, waarvoor ik de uitgave van 1580 gebruikte, en twee in hhss. in het bezit der Kon. Bibl. te Brussel, waarvan de heer Dr. F. Lyna mij welwillend een afschrift deed toekomen. Eerst volgt nu het refr. uit het volksboek, met behoud der oorspr. interpunctie. | |
Refreyn
Ga naar margenoot+ WAT is crachtigher daermen heymelijc mint
Dan daer haer die liefde secretelijck verbint
In liefs herte / al waren sy stom gheboren /
Ende dat ooghe noch mont gheen sake en kint /
5[regelnummer]
Daer yemant ter werelt bedroch in vint /
Dat blamelijck luydt in smenschen ooren /
Ga naar margenoot+ Als thertte der herten heeft hulde ghesworen /
Ende stal vanden amoreusen tresoren
Tusschen twee herten secreet ghehouwen is.
10[regelnummer]
Hoe soude dat weerde roosboomken vercoren
Die secreetheyt der herten worden verloren /
Alst besloten in een herte vol trouwen is?
Kendy dat ghestadicheyt in die vrouwen is /
Alsoo die liefde des mans in liefs beschouwen is /
15[regelnummer]
Daer ionst vergouwen is den genen die quelen /
Soo mach men seggen / die int verflouwen is /
Heelt selue tsecreet / bidt niet om helen.
Heelt selue tsecreet van Venus vruchten.
| |
[pagina 280]
| |
Doet die soeticheyt der ooghen van v vluchten
20[regelnummer]
Als nijdighe serpenten nae v gapen.
Breydelt v tonghe / wilt altoos duchten
Oft ghy door Liefs samblant mocht suchten
Voor hen die ionste in arch betrapen.
Weet dat Iudas discipulen niet en slapen /
25[regelnummer]
Die den minnaers tallen steden verknapen
om oneer te doene hadden ziis macht.
Siense dan eenighe verdoolde schapen
Die rooskens van minnen te gadere rapen /
Sy Lachen worden die tot schanden ghebracht.
30[regelnummer]
o confoort der herten dits goet voordacht /
Dat haer roode mondeken Lacht in Liefden
Door Venus cracht / oock veysen leeren selen:
Daerom doet ghy minnaers soo / en hebt des acht.
Heelt selue tsecreet / bidt niet om helen.
35[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Daer die ghetempertheyt den sluetel des herten draecht /
Ende trouwe / twijfel / en vreese veriaecht /
Daer en derf om tsecreet niet ghebeden ziin.
Wat Lief voor lieue ontdect oft claecht
Twort met troostinghen Ga naar voetnoot1) woorden af gevaecht /
40[regelnummer]
En vergheten / als menschen die ouerleden ziin.
Hoe dat Venus vruchten gedeylt / gesneden ziin
Der hertekens die amoreus van seden ziin /
Dies haer schamelheyt buyten dueren moet strecken
Daer sal elck herteken soo om te vreden ziin /
45[regelnummer]
Dat sy lieuer vander doot souden bestreden ziin /
Dan sy haer secreet souden ontdecken.
Maer diet herte met oneeren bevlecken /
Haer sinnen met nieuwer minnen beplecken /
met oochskens die trecken / en therte stelen /
| |
[pagina 281]
| |
50[regelnummer]
Hen machmen na worpen met schimpige becken /
Heelt selue tsecreet / bidt niet om helen.
Heelt selue tsecreet dat ghy gheuonden hebt.
Bidt niet om helen ghy diet ontbonden hebt
Dit secreet dat twee lieuen gheschiet.
55[regelnummer]
Heelt selue tsecreet die amoreuse vonden hebt.
Bidt niet om helen die wtghesonden hebt
V oneere / die dorpers hebbent bespiet.
Ghy ghect metter minnen / en anders niet /
En al lachende schuddy uwen piet /
60[regelnummer]
Als v herte dionstich herte verblijdt heeft.
Tis iammer datmen tot eenigher plaetsen siet
Ga naar margenoot+ Dattet minnende herte blijft int verdriet /
Daert bedruct herte in verblijdt heeft.
Maer die int minnen ghebenedijt heeft /
65[regelnummer]
En die van onghestadicheyt bevriidt heeft /
Therte ghecastiidt heeft / die mach beuelen
Als een die ziin schult ghequiidt heeft.
Heelt selue tsecreet / bidt niet om helen.
Prince
Om v vermonden / die minne en iuecht
70[regelnummer]
Die groote trouwe ende die duecht
Die in v int secreet beuolen was
Hebt seluer ghesweghen / want ghiit vermuecht
Tsecreet dat tusschen v beyden verholen was
Soo hadt ghy ghebleuen damoreuste lief siet
75[regelnummer]
Maer om dat haer eere om v clappen gestolen was
Ende sy eerst door v loosheyt ghebracht in dolen was /
Dits tgheen dat v clappers brengt in meskief siet /
Hadt ghy nv connen helen / twaer v gherief siet /
Ende hadt in venus bladerkens mogen spelen.
80[regelnummer]
Dus seg ick noch / houdt dit in uwen brief siet /
Heelt seluen tsecreet bidt niet om helen.
| |
[pagina 282]
| |
In het Brusselsche hs. 19547, komt op f. 63 volg. een refrein voor op den stok ‘En warent gheen vrouwen het ware al niet’, dat reeds door Soens in Leuv. Bijdr. IV (nr. XVI) is gepubliceerd; op enkele punten wijkt zijn lezing af van die welke hier volgt. Al had ick van allen wenschen prijs
en dat al gout ware ijser ten en loot
de weerelt zoe schoone als deertsche paradijs
en elck gars ware een roose root
ende op elck steenrotse / de steenen groot
waren dyamanten saphyren robynen
ende alle dystelen en doornen bloot
ghelyck de lauendulen en rosemarijnen
al droeghen alle catten armijnen
dat alle boomen waren groene
ende elck bladt schoon lasuer in tschynen
met gulden fruyte auont en noene
al waren alle ezelen rossen koene
en corssieren diemen vergulden siet
En warent gheen vrouwen het ware al niet
Al warent alle nachtegalen rauen en kraeyen
en alle beesten als pauwen schoone
ende alle exteren papegaeijen
ende elck sterre een sonne inden throone
al droech elck leeu een gulden croone
dat nv simmen zijn dassen oft beeren
ende alle vossen en woluen sonder hoone
als witte herten tam sonder deeren
al droech elck scaep na mijn begheeren
een gulden vlies alzoe Jason want
al consten hen alle vlieghen gheneeren
ghelyck den edelen sparwar op dlant
al hadden alle cruijen tverstant
ghelyck de hasewinden als de haze vliet
Een Ga naar voetnoot1) warent gheen vrouwen het ware al niet
| |
[pagina 283]
| |
Al en waert nummermeer ys oft snee
al ware elck man ghesont en wel te pas
al waert al rooswater de ganse zee
ende alle riuieren ypocras
al waerdt alzoe tijt als noyt was
al warent al zalmen de vischkens cleyne
al waert oeck ghesteynte alle gelas
ende alle staende water fonteyne
met gulden pypen net en reyne
dat alle reghen balsame ware
al waert eendrachtich al tvolck ghemeyne
noch nummer duyster mer altyt clare
ende altyt heylich dach / verre ende nare
sonder sorghe pijne oft verdriet
En warent gheen vrouwen het ware al niet
Princhersschen ghy duechdelycke vrouwen
al mocht elck mensche zynen wille verweruen
ende alle leuende sonder ouwen
ende niet dan uwen persoon te deruen
wy en soudens achten niet twee scheruen
alle dees eerdtsche weerdicheyt
nochtans een eerbare vrouwe ia duysent vrouwen
syn beter dan allen tghene dat voer es gheseyt
ende hoemen alle dinck ouerleyt
naerder weerelt voortganck als nv gheschiet
En warent gheen vrouwen ten ware al niet
* In het Brusselsche hs. II 119, f. 42 volg. staat het volgende refrein: O broesche natuere sondich ghebroetsel[e] Ga naar voetnoot1)
dyn antieren up een cranc fondament ghaet
Meest elc hem voedt met sondich voedtsele
| |
[pagina 284]
| |
Dies maect ons tgroote Inconuenient quaet
Wie es nv die in sweerels conuent staet
Achteruolghende tcours des rechtuerdichts pleghen
Ey lacen elc meest nv tsondich rent vlaet
Lettel yement es nv tot duechden gheneghen
Sampson es weder by dalida gheleghen
Abimelec wilt nv upperst rewaert zyn
Onredelic favuer wat doeghet verzweghen
En wilt in dauanghaerde niet ghespaert zyn
Ghemeene weluaert moet nv veraert zyn
Maer volght ysayas woert zonder ontbeeren
Of god met ons wilt wie zal ons deeren
Werden wy jnden handen der philistynen
Gheleuert van dalyda wreet int bestieren
Al mach herodes nv lachen en grijnen
Al up die aerme onnoesel dieren
Al verbijten ons nv de felle ghieren
Al werden wy als Joseph duer nyt vercocht
Al wilt Nero zyn wreetheit up ons niet vieren
Al werden ons tempelen te nieuten ghebrocht
Al wert dauid van absolon om stryt versocht
Al wert danyel de prophete verdreuen
Al wert hy Inder cuulen gherocht
Al wert tgulden calf weder verheuen
Al was Susanna der doot zaen ghegheuen
Nochtan mocht zy wel segghen in dit gheneeren
Of god met ons wilt wie zal ons deeren
De wille gods dalderhoochste vermeten wort
Want zynen wille alle willen verhoocht
Wee hem die Inder tyt van hem vergheten wort
In Eeuwigheden zal hy worden verdroocht
Maer duer ons wille hoe sondich ghesoocht
Zo ne mueghen wy niement persequeren
Figuerlic an paulus warachtich betoocht
| |
[pagina 285]
| |
Die hy ter neder warp zonder cesseren
Pharo die Dhyseraelsche waende mineren
Gods wille Moyses om bidden verwecte
Al was Bytulia in slydens duereeren
Judiths macht Olofernum te bouen strectte
Dus waest noot dat my den gheest ontwectte
Der propheten woort tsegghen zonder verweeren
Of God met ons wilt wie zal ons deeren
Prince oft god ons al euen lief heeft
Ja hy dits een woort dat zeer soete luudt
Sulc crycht weluaeren een ander in grief leeft
Wat doet datte ons eyghen quaet wille ruudt
Want vuyt den wille alle quaet of goedt spruut
Figuerlic ysayas heeft dat beuonden.
|
|