Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend
[pagina 185]
| |
[CIII]Want Christus heeft ons so dier ghecochtRefreyn
UErwaende houeerde dede afgriselic
Lucifer vallen wt deewige weelde
Mitten sijnen, ende om auijselic
Dydel plaetse te vollen schiep god wiselick
5[regelnummer]
Den mensche die hi seer hoochlic eelde, Ga naar eindvs. 5
Want hi formeerden na sijn eygen beelde
Ende stelden int paradijs der wellusten soet
Ga naar margenoot+ Daer hi tgebot brack, twelck hi bequeelde
Ende brocht hem ende ons allen in grooten onspoet.
10[regelnummer]
Om genesen dees quetse most dewige goet
Ooc mensche worden inden aertschen slijcke
Ende copen ons weder met sijn heylige bloet,
Souden wi besitten sijn glorie en rijcke
Door twelc Christus worden is ons gelijcke.
15[regelnummer]
Drie en dertich iaren heeft hi hier gesocht
Tverloren scaepken, ouerdenct dit met versijke Ga naar eindvs. 16
Want Christus heeft ons so dier ghecocht.
So die coper om een goet dat hi bemint
Geeft meer dan de weerde, twelc dic gesciet,
20[regelnummer]
So heeft Christus ons heere diet wel versint
Duerder dan die werde gecocht ons menschen blint,
Want die menschelijcke werde is min dan niet
In hoer seluen, mer door christo vaet bediet
Is die mensche groot ende weerdich getelt,
25[regelnummer]
Vanden engelen gedient; aldus aensiet
In wat hoocheden heeft v Christus gestelt.
Regiert v dan so in dit aertsche velt
Dat ghi gebruyct daer ghi toe sijt gescepen,
Dats deewich leuen dat Christus mit ghewelt
| |
[pagina 186]
| |
30[regelnummer]
Ga naar margenoot+ V weer gecocht heeft ende den viant ontnepen.
Aertsche vruecht en mach een haer niet drepen Ga naar eindvs. 31
tegen hemels, teertsch is haest te niet brocht.
Pijnt dan den viant v siele tontslepen
Want Christus heeft ons so dier ghecocht.
35[regelnummer]
Laet aertsche sorge, v lopen, v drauen
Ende denct hoe cort dat hier dlijf vergaet;
Wat wildi om daertsche goet veel slauen,
Vergarende lant, erue, iuwelen ende hauen:
Tis huden gesont, morgen doot, eylacen iaet,
40[regelnummer]
Want als die doot sonder confoort of raet
Tlichaem crinct en die siele ter hellen vaert,
Dan soudmen wel willen sonder verlaet
Duecht gedaen hebben, mer tis te laet bewaert,
Men sal niet mogen; aldus nv onghespaert
45[regelnummer]
Doet duecht ende en roept niet cras cras Ga naar eindvs. 45
So de rauen doet, mer iegenwoordich gaert
Voetsel der sielen, want men op geen pas
En weet ofmen morgen sal crigen, tcomt ras;
Morgen suldi bequaem sijn ende wel bedocht,
50[regelnummer]
Mer huden welleuen vliende swerelts gebras,
Want Christus heeft ons so dier ghecocht.
Ga naar margenoot+ Wie mach meer liefden ter werelt dragen
Dan die sijn siele voor sijn vrienden set.
Och niemant, dus mach ic bi reden gewagen
55[regelnummer]
Dat Christus Ga naar voetnoot1), dopperste lieftdrager sonder vertragen,
Alder meest liefden getoont heeft ongesplet Ga naar eindvs. 56
An ons, Adams kinderen, met sonden besmet,
Om ons van sviants handen te vrijen.
Dus volcht die duecht, hout Christus wet,
| |
[pagina 187]
| |
60[regelnummer]
Inder eewicheyt suldi met hem verblijen;
Alle aertsche sorge wilt stellen besijen.
Als de sonne declineert so vergatet tlicht,
Sgelijcx als tleuen en twort sonder vermijen
Elcx werck voor den oppersten iuge beslicht.
65[regelnummer]
Die dan int leuen hebben goet ghesticht
Sullen met den bant der liefden worden geknocht
Bi Christo, ouerpeyst dan sregels gewicht,
Want Christus heeft ons so dier ghecocht.
Prince
Prince alsmen anders niet en weet te biene
70[regelnummer]
Dan de siele naect, wat machmen dan peysen?
Eylaes, gods oordel is seer tontsiene,
Twaer goet dat men in tijts pijnde te vliene
Ga naar margenoot+ De sonden, dinckende op tlange hene reysen.
Voordachten wi dat wi mochten wel eysen,
75[regelnummer]
Want sonde en bringt niet dan druck en pine
Ende iaecht die siele ten helschen forneysen
Daer niet dan druck en is te ghenen termine.
Och eewich is alte lanck, mer daer te sijne
Daermen alle solaes en blijscap hantiert,
80[regelnummer]
In glorien schouwende mit blijden schijne
Dminlic aenschijn Christi mit glorien doorviert, Ga naar eindvs. 81
Daer sullen wi mit vruechden worden verciert,
Met graci en glorie, hebben wi goet gewrocht;
Siet elc dan dat ghi v daer na regiert
85[regelnummer]
Want Christus heeft ons so dier ghecocht.
|
|