Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[XCIV]Dronckenscap sonde, schade, en schandeRefreyn
MOordadige drake vol van fenijnen,
Ouerdadich, manslachtich in v pijnen, Ga naar eindvs. 2
Gheen quaet ter werlt en mach v ontdieren, Ga naar eindvs. 3
Oorspronc van schanden gaende metten dijnen,
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Wroetende int slijc gelijc doen de zwijnen,
| |
[pagina 174]
| |
Gheen duechden en vindic in v regieren
Onnaerdige dracht seer quaet om bestieren,
Ghi muecht scoffieren de siele ende lijf;
Exempel vintmen in veel manieren,
10[regelnummer]
Den groten maecti veel minder dan mieren,
Dair goet pays is dair maecti groot gekijf,
Merct doch wel hoe dat duer v quaet bedrijf
So menich tleuen laet staen te pande,
Dies ick v moet nomen in mijn woorden stijf
15[regelnummer]
Dronckenschap, sonde, schade en schande.
Tfy valsche beroofster des sins verstant,
Duer v was Amon gheworpen int sant
Van Absolone ter doot doen bringen,
Sijns selfs broeder, bi redene: want
20[regelnummer]
Hi v misdoende met sijn suster vant
Dies hi doe antrack sdroefheyts stringen.
Olofernes en mochte niet verdingen, Ga naar eindvs. 22
Hi moste gehingen sijns lijfs bederuen,
Doer dronkenscap sachmen sijn bloet springen
25[regelnummer]
Dies menich moste sijn handen wringen
Want Iudith dede hem onsalichlic steruen.
Ga naar margenoot+ Men sach Loth door v in sonden eruen
Sijn dochter bekendi in onuerstande,
Dit woort moetti noch lange verweruen
30[regelnummer]
Dronckenscap sonde, schade en schande.
Den groten Alexander rijc ende machtich
Maecte door v sijn handen bloedachtich
Vermoordende sijnen vrient vol trouwen;
| |
[pagina 175]
| |
Ter kennissen sijnde wert hi clachtich.
35[regelnummer]
Tfy dronckenscap alder quaetheyt onsachtich
Wat machmen door v wercken aenschouwen;
Ian van beuerley door v benouwen
Die cracht vrouwen van sijn eygen bloet;
O wreede serpente, siet v brouwen,
40[regelnummer]
Daer ghi sijt en sal gheen duecht bedouwen
Mer wonderliken groten tegenspoet.
Ter werelt en leeft gheen wijs so vroet
Ghi hangt hem in Virgilius mande,
Ia die v ghelooft ende naer v doet
45[regelnummer]
Dronckenscap, sonde, schade en schande.
Prince
Princelic prince aenmerct hier v slot,
Machomet dede een stranck ghebot
Ga naar margenoot+ Den wijn te latene daer hi regent was,
Dronckenscap was de cause dat op hem dlot
50[regelnummer]
Van droefheden viel, ten was ghec noch spot:
Sinen vrient vermoorde hi doe present was; Ga naar eindvs. 47-51
Dat Noe ooc die als slapende blent was,
So bekent was, ontdect onschamelic,
Dronckenscap was cause die dair ontrent was
55[regelnummer]
Dies tverdoemen geseyt tot inden endt was
Sijns kinders, dat was seer onbetamelick.
Ick bid v prince, drinct doch bequamelic Ga naar eindvs. 57
Het si te water oft oock te lande,
Wat ick segge dat vindi namelick:
60[regelnummer]
Dronckenscap, sonde, schade en schande.
|
|