Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[IX] Refreyn
OLustich prieel, mijns harten vergier, Ga naar eindvs. 1
noyt weerder in swerelts deel noch lieuer rosier Ga naar eindvs. 2
noch bloeme so fier mijn ogen sagen
in desen pleyn duer Venus bestier. Ga naar eindvs. 4
5[regelnummer]
och dierbaer greyn en wijflic dier, Ga naar eindvs. 5
Ga naar margenoot+ hoe menighertier is mijn bijster doghen, Ga naar eindvs. 6
daer mijn bloyende iuecht om moet verdrogen.
ic en darre dat niemant claghen,
met droeuer herten moet ic blijdtschap togen,
10[regelnummer]
och alder liefste, mijns herten behaghen,
wilt mi doch helpen mijn lijden draghen.
| |
[pagina 25]
| |
Och met wat sorgen, gheminde eerbaer,
dragic verborghen mijn lijden eenpaer, Ga naar eindvs. 13
met versuchten swaer door nijders gront, Ga naar eindvs. 14
15[regelnummer]
van anxt oft sijs yet worden ghewaer
ons minlic bewijs, lief dits mi den vaer. Ga naar eindvs. 16
och schoon bruyn oogen claer, o roden mont,
al waer alle tgoet mijn ter werelt ront,
so gaef ict om v, mijns drucs veriaghen,
20[regelnummer]
wiens liefde mi heeft ter doot ghewont,
dwelc ghi mercken muecht sonder vraghen;
och wilt mi noch helpen mijn lijden dragen.
Als .ij. herten staen in gheliken laste Ga naar eindvs. 23
seer minlijc beuaen en in trouwen vaste,
25[regelnummer]
gheen weerder gasten en mogen versamen,
want wat deen begheert is danders raste. Ga naar eindvs. 26
och bloeme vermeert, waert dat ic v so paste,
Ga naar margenoot+ ic trocke te maste tseyl van groter vramen. Ga naar eindvs. 28
die weerdighe onbesmette van blamen,
30[regelnummer]
verlicht mijns herten druckighe vlaghen,
hebt compassie op mi naer v betamen Ga naar eindvs. 31
op dat v belieft, aenhoort mijn ghewaghen, Ga naar eindvs. 32
wilt mijn lijden doch helpen draghen.
Princesse, mijn alderliefste ciborie, Ga naar eindvs. 34
35[regelnummer]
weerdichste tresoor mijns vruechts victorie,
lustichste, minlicste, schoon oghen opslach, Ga naar eindvs. 36
helpt mi doch veriaghen mijn plaghen
nv ter tijt, op dattet ghebueren mach,
en wilt mi mijn lijden doch helpen dragen.
Prince
Als lief duer lief hemels vruecht gebruyct,
| |
[pagina 26]
| |
als lief door lief honich sueticheyt smaect,
als lief sijn lief in liefs armkens luyct,
als lief sijn lief heeft moedernaect,
5[regelnummer]
als liefs herte aen liefs borstkens gheraect,
als lief bi lieue so langhe waect
als liefs ghesichte mach ghedoghen,
als lief dan vloect dat hem daer vaect,
omdat lief zijn lief geen chiere en can getogen, Ga naar eindvs. 9
10[regelnummer]
als liefs lief die traenkens moet droghen
Ga naar margenoot+ door tscheyden verwachtende alleen, Ga naar eindvs. 11
als lief hem vroech van lieue moet poghen, Ga naar eindvs. 12
niet wetende tversamen van hem been, Ga naar eindvs. 13
och dan ist so quaet van lieue te scheen.
|
|