Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[V] Refreyn
DUer venus strael, die suuerheyt doet verdwinen Ga naar eindvs. 1
heb ic geweest in onspreker pijnen Ga naar eindvs. 2
onlancs half desperaet in mijn ghedochte.
in cruyden, in balsemen, noch inden wijnen
5[regelnummer]
noch nerghens en vondic medecijnen
noch specien die mi genesen mochten.
ic riep vast wrake, dat ic so onsochte Ga naar eindvs. 7
sonder troost die doot moste smaken.
die liefste, die mi al dat grief aenbrochte,
10[regelnummer]
vernam van desen die rechte sake; Ga naar eindvs. 10
Ga naar margenoot+ wt compassien quamse mi om te vermaken.
som seyden, si waer beter achter bleuen:
hoe hi v meer siet, hoe hem meer smerten naken.
| |
[pagina 17]
| |
neen sey si, liefs troost doet veel tormenten staeken,
15[regelnummer]
een vrolic lief is een vrolijc leuen. Ga naar eindvs. 15
Een vrolic lief wast, eer si vertrack,
gheen vrolicheyt an haer en ghebrack
om mi bedruct ter ghesonde te brenghene; Ga naar eindvs. 18
van troost wast al datse te miwaerts sprack,
20[regelnummer]
segghende, ontlaet dit grieflic pack Ga naar eindvs. 20
en poecht v bi ons met vruechden te mingene, Ga naar eindvs. 21
hebt een mans herte, begint te ontspringene, Ga naar eindvs. 22
luttel vrouwen sijnder sonder compassie geboren.
die woorden begonsten mi so te dwingene
25[regelnummer]
ende haer grote vrolicheyt van mi te voren, Ga naar eindvs. 25
haer couragie dede mi na haer horen,
achterlatende dat grote druck becleuen. Ga naar eindvs. 27
dus seg ick, ende ic en gheefs niet verloren,
oorconde hem allen die sulc werk oorboren: Ga naar eindvs. 29
30[regelnummer]
een vrolic lief is een vrolic leuen.
Om der materien verstant te gheuene, Ga naar eindvs. 31
si maectet so die hoghe verheuene Ga naar eindvs. 32
Ga naar margenoot+ met haerder vrolicheyt medecinale,
dat si mi ontlade van allen sneuene Ga naar eindvs. 34
35[regelnummer]
en coragie gaf om eewelijc op te leuene,
daer haer vrolicheyt af was dat principale.
hoe soudemen die duecht alteenenmale
connen vercondigen van sulcken vrouwe;
hi en is ter werelt, noch duytsch noch wale,
40[regelnummer]
die een vrolic lief volprijsen souwe.
een vrolic lief, en dan die ghetrouwe,
waer sijnse die oyt haer weerde volscreuen?
men souts in een iaer volscriuen nouwe,
des ic deerste propoost noch houwe: Ga naar eindvs. 44
een vrolic lief is een vrolic leuen.
| |
[pagina 18]
| |
Prince, hebdi een vrolic lief
verheftse vrij so Dauid die sine verhief,
want si ist weerdich watmen haer doet.
een vrolic lief belet veel van sulcken grief,
50[regelnummer]
dats des eewichs doots miskief Ga naar eindvs. 50
door een vrolic lief wel wert gheboet,
want watmen een amoreus doet, quaet of goet,
heeft hi een vrolic lief, tis sijn raet, sijn daet, Ga naar eindvs. 53
en is dat vrolic lief so ghemoet Ga naar eindvs. 54
55[regelnummer]
dat si hem dbeste voor tquaetste raet,
Ga naar margenoot+ so brenchtse hem wel inden hoochsten graet Ga naar eindvs. 56
daer nemmermeer steruen is noch sneuen.
so soudic spreken sonder verlaet Ga naar eindvs. 58
en segghen den reghel so voren staet:
60[regelnummer]
een vrolic lief is een vrolick leuen.
[houtsnede] |
|