industrieën aan derden toebrengen door verontreiniging van de lucht en het water, zonder dat hun verlies- en winstrekening met de ‘sociale kosten’ worden belast.
Beslissingen met externe effecten leveren dus voor derden vóór- of nadelen op. Deze voor- of nadelen dienen in de beslissingen te worden verwerkt en dit is alleen mogelijk wanneer zij niet door de bedrijven worden genomen, maar door de overheid.
In het algemeen moet o.i. een economische beslissing op het laagste niveau worden genomen, doch alleen als er geen belangrijke externe effecten optreden. Met behulp van deze stelregel is het mogelijk alle beslissingen over de verschillende hiërarchische niveaus op een zo rechtvaardig mogelijke wijze te verdelen.
De praktische consequenties van deze stelregel zijn vele. Wanneer aan bepaalde beslissingen externe effecten verbonden zijn, dienen we eerst te trachten deze effecten ongedaan te maken door de sociale kosten in rekening te brengen.
Bedrijven die lucht- en waterverontreiniging produceren, zullen bijvoorbeeld gedwongen moeten worden hun maatschappelijke kosten te betalen in de vorm van zuiveringsinstallaties, afvaltransportsystemen, enzovoort. Autobezitters die verkeerscongestie veroorzaken, moeten door middel van wegenbelastingen niet alleen zelf de wegenbouw betalen, maar bovendien de exploitatieverliezen van de openbare vervoersondernemingen, die immers door dezelfde verkeerscongestie zijn veroorzaakt.
Wanneer belangrijke externe effecten niet op deze wijze kunnen worden gemaakt, dient het bedrijf te worden genationaliseerd. Produktie in particulier eigendom van deze bedrijven leidt tot willekeurige en irrationele beslissingen, omdat met de externe effecten, d.w.z. met de belangen van derden, niet of onvoldoende rekening wordt gehouden.
Daartegenover staat de keerzijde van de medaille: bedrijven die geen externe effecten vertonen, kunnen in de meeste gevallen het best in particulier eigendom worden beheerd. De bureaucratie en het gevoel van onvrijheid geven hier de doorslag.