openen ten 8 uren tot 9 uren toe. Den 11. November op Meertens dach, heeft de onderschoutGa naar margenoot+ heer paep Vichtoor mis gewaet genomen, als: een kelck, pulleken, kaersuyel ende noch een silver Sint Meerten, daer van creech hy boete na sijn begeerte. Den 1. DecemberGa naar margenoot+ is de graeff van Cuylenborch tot Wtrecht in 't Katrynenclooster comen, om sijn hoff daer te houden, ende rijdt alle tijt ter predicatie in den Dom.
Eynde des jaers anno 1615.
|
-
voetnoot(2)
- Dusseldorpius zegt in zijne meermalen aangehaalde Annales:
A fine Januarii usque ad medium Martii dura fuit hiems, tanta nivis copia, ut majorem ego non meminerim.
-
voetnoot(1)
- Het aldus [] ingeslotene is eene latere aanteekening van dan kronijkschrijver, en als het ware eene uitbreiding der vorige regels.
-
voetnoot(2)
- De stedelijke Raadsbesl. vermelden omtrent de erectie van dit tuchthuis de volgende bijzonderheden:
12 Jun. 1615. Rapporteerde de schepen Lochorst, als dat de edele heeren staten, op de beschryvinge, tot Amersfoort gehouden, geconsenteert hadden deser stadt, op het versoek van haren gecommitteerden, te sullen subveneren totte erectie van een tuchthuys in 't convent van S. Nicolaes, by provisie mette somme van 9000 fl.
31 Jul. Op huyden is by den heere schepenen Dompsclaer, mede in den rade 't gunt voorsz. gerapporteert, die selve geapprobeert heeft, ende dienvolgende voorts goetgevonden ende geconsenteert, dat de voorsz. 3500 gulden (bedrag eener aangegane transactie) geëmployeert sullen worden tot erectie ende opbouwinge van 't voorgenomen tuchthuys, ende is de substituut secretaris Corn. de Gooyer belast de termynen vervallen wesende der voorsz. penningen t' ontfangen, ende daervan behoorlijck te verantwoorden. -
Copie. Missive aen de staten generael tot erectie van 't tuchthuys ende emplooy der incomen van de broederschappen.
Den weerdigen enz. Wy en twyfelen nyet, ofte uwe Edele hebben nyet alleen wel verstaen, maer oock een goet genoegen in de resolutie, tot meerder hanthavinge van alle goede tucht ende eerbaerheyt, by myne Ed. heeren, die borgemeesteren ende regeerders der stadt Wtrecht, met goetvinden van de Ed. Mo. heeren staten deser provincie, die deselve lauderen ende prysen, oock genegen sijn in allen manieren te helpen voorderen, voor desen genomen: omme namentlijck een tuchthuys op te rechten, in 't welcke nyet alleen de vagebonden, daervan de goede ingesetenen dikwijls grooten overlast leyden, maer oock vroomer lieder kinderen, die door onbehoerlijck debauchement anders tot verder verloop lichtelijck souden commen te vervallen, sullen werden gestelt om die selve door exercitie, van alle ongeregeltheden, ende quaet schandalen, mede allengskens af te trecken ende tot goede order te brengen, waertoe, naedemael een merckelijcke somme van penningen sal worden gerequireert, soo tot opbouwinge van 't huys ende noodige sterckte, als jaerlijcx onderhout; hebben de Ed. heeren burgemeesteren ende regeerders voernoemt, ons gecommitteert, om dese vergaderinge an te dienen, hoe dat hare Ed. hebben goetgevonden onder anderen t' employeren de middelen ende innecomen van seeckere broerschappen, die sy onderrecht sijn, in dese stadt noch in treyn te wesen; welverstaende nochtans, dat alle 't gene ad pios usus, ende tot aelmisse plach te gaen, oock voertaen daertoe sal blyven; hopende, dat alle vroome deuchtsame personen 't selve sullen voer aengenaem aensien, soo wel ten regarde van 't goede werck self, daerdoor wy verhoopen, dat veele, immers eenige ten goede, beyde aen lijff ende ziele, van den doolwech, door Gots genade, opte rechte baen der godvruchticheyt ende neersticheyt sullen werden gebracht, als mede ten respecte, dat de goede ingesetenen, soo wel ouderen als kinderen, in de steden ende ten platten landen, hier door te meer van alle overlast der moetwilligen sullen
werden bevrijdt, beneffens dat gelijck notoir is, soodanige broederschappen ten huydigen dagen doorgaens anders nergens toe en strecken, dan tot goede siermaecken, oncristelijcke overdaet, jae menichmael tot conventiculen, in dewelcke men, onder een goet pretext by den anderen comende, sich nyet en ontsien schandelijck te spreecken van de regeringe ende hunne wettelijcke overheyt, tot quetsinge van den gemeene ruste, ende nadeel van ons lieve vaderlant, gelijck ons by de droevige exempels, ende noch binnen weynich jaren herwaerts, by 't gepasseerde van anno 1610, claerlijck is geleert, waervan, alhoewel wy mette heeren borgemeesters ende regierders voernoemt nyet en twyfelen, ofte dese vergaderinge, bestaende uyt aensienlijcken en gequalificeerde personen, en sijn ten eenmael onschuldich in sulcx; soo houden nochtans haer Ed. met goede redenen daer vooren, dat, om te beter d'andere broerschappen ten fyne hier boven geroert te dirigeren, ende om alle opsprake den gemeenen man te benemen, het nodich sal sijn, dat de middelen ende innecomen van de broerscap genaempt sijnde de kleyne Calander, mede ten zelven eynde, ende christelijck gebruyck, werde geëmployeert. Alle 't welck omme uwe Ed. te remonstreren, de heeren burgemeesters dese vergaderinge dat respect hebben willen dragen, om die selvige door ons alhier tegenwoordich te besenden; versoeckende ende vastelijck vertrouwende, dat uwe Ed. haer met de voersz. christelijcke intentie seer goede ende deuchtsame resolutie der heeren borgemeesters ende regierders voernoemt sullen conformeren, ende dienvolgende oock goet vinden, dat het overschot van dese broerschap 't gene ad pios usus ende aelmisse gedestineert is alvoorens afgetrocken tot het voersz. goet werck mede geëmployeert worde, verwachtende hierop een toeverlatich antwoort. Wtrecht enz. 16 October 1616.
28 Febr. 1616. De raet, gehoort het angeven van de heeren borgemeesteren, hoe dat het tweede quartier ofte perck, van het angevangen ofte begonnen tuchthuys, metten aldereersten, mede notelijck dient gemaeckt, soo anders het voorgaende werck gansch infructuerende ende ongesloten soude blijven, ende dat daertoe weder een merckelijcken somme van penningen tot coopinge van de materialen in voorraet noodich sal moeten wesen; Heeft naer eenige deliberatien ende consideratien nemende, hoe grootelijcx dese provintie ende bezunder de stadt van Wtrecht, tot weeringe van alle geboefte ende ontuchtige menschen an het voltrecken van het voorsz. werck gelegen is, geconsenteert de somme van ses duysent gulden, ende dienvolgende hare gecommitteerden, besoignerende op de lopende beschryvinge, versocht, ende gelast serieuselijck te versoecken de Ed. heeren staten tot 't selve werck mede te willen fourneren de somma van negen duysent gulden, gelijck hun Ed. in den voorleden jaer geconsenteert hebben.
11 Mart. 1616. Rapporteerde de Ed. heere van Geresteyn, eerste borgermeester, als dat die Ed. HH. staten van Wtrecht, op het versoek van de gecommitteerden deser stadt, op de beschryvinge, tot opbouwinge van het tweede perk ofte deel van het tuchthuys weder by provisie geconsenteert hadde de somme van 9000 gulden.
25 Oct. 1616. De raet uyt het angeven van de heeren borgemeesteren, als mede gecommitteert ter sake diene tot erectie van een tuchthuys, verstaen hebbende, als dat die dartich duysent gulden op voorgaende jaren, soe by de Ed. Mogende heeren staten als deser stadt geconsenteert, ende dat het voorts vertrecken van 't selve huys, nae oordeel ende oculatie van de meesters, daer aen arbeidende, noch een grote somme van penningen sal costen, ende in consideratie nemende, dat het voorsz. tuchthuys ten dienste van de gemeente, noedelijck op het spoedigste dient volmaeckt, heeft naer eenige deliberatie daer op gehouden, tot voltreckinge van 't voorsz. werck van stadtswegen geconsenteert noch ses duysent gulden, ende voorts hare Ed. gecommitteerden op de jegenwoordige beschryvinge besoignerende, gelast 't geene voorsz. de Ed. Mo. heeren staten voorn. te remonstreren, ende dien volgende hare Ed. Mo. te versoecken, mede ten fine voorsz. te willen accorderen de somme van negen duysent gulden. Actum ut supra.
11 Nov. Rapporteerden de Ed. heeren borgemeesteren ende d'andere deser stadt, gecommitteerden, gebesoigneert hebbende op de afgedane beschryvinge, als dat die Ed. Mo. HH. staten, tot voltreckinge van 't tuchthuys nochmael geconsenteert hadden de somme van negen duysent gulden, waervan by provisie ende tot eerste aenstaende beschryvinge verleent sal worden eene ordonnantie ter somme van tweeduysent gulden, soo op die selve beschryvinge eenige voorslagen gedaen sullen worden, waeruyt de resterende seven duysent gulden souden mogen betaelt worden, doch indien de voorsz. voorslagen nyet aengenomen en worden, dat aldan de voorsz. seven duysent gulden betaelt sullen worden in voegen als op voorgaende jaren, breder vermogens de resolutie van de Ed. Mo. HH. staten voorn., van date den 8. Nov. 1616.
6 Jan. 1617. Ordonnantie te maken op den cameraer Bogaert, van 6000 fl., te hantreycken Corn. de Gooyer, subst. secretaris, tot vervullinge van de vordere costen aen het tuchthuys te doen. Den 28. October 1616 lestleden.
-
voetnoot(1)
- Jonker Aernt van Suylen van Nyveldt, heer tot Gerestein, burgemeester 1615. 16. Utr. Plakaatb. III. 181. 182, waarbij de gewone opgave der nieuwe magistraatspersonen.
-
voetnoot(2)
- De stad Utrecht was verpligt, jaarlijks aan den hove van Holland een beer of mannetjens varken te leveren. Deze werd op St. Meertens avond (10 Nov.) gekocht, en alsdan naar 's Hage gezonden. Een vrij omstandig verslag omtrent dit gebruik, vindt men
bij de Riemer, Beschrijv. van 's Gravenhage, I. 163-66, hetwelk wij uit onze aanteekeningen zullen trachten aan te vullen en te verbeteren.
Vruchteloos hebben wij beproefd de oorzaak van dit gebruik op te sporen. Naar het algemeen gevoelen waarin ook onzen Kronijkschrijver deelt, dagteekent hetzelve van 1528. De Riemer deelt ons ter aangehaalde plaatse mede, dat de zaak zich naar veler meening aldus toedroeg:
's Gravenhage werd in 1528 door Maarten van Rossum ingenomen en geplunderd, vooral de Utrechtschen leenden hem hierin de hand. Toen nu keizer Karel V. in het volgende jaar Utrecht bij verrassing bezette, en hem de temporaliteit werd opgedragen, zou hij aan Utrecht, tot straffe van dit feit, hebben opgelegd, jaarlijks, als een blijk van homagie en teeken van onderdanigheid, aan den hove van Holland een beer te leveren.
Wij hebben evenwel de duidelijkste bewijzen in handen, dat deze instelling van ouder datum is. Immers in de kameraars rekeningen vinden wij het koopen van den ordinaris beer reeds in het laatste vierendeel der XV. eeuw vermeld. Er bevindt zich evenwel eene gaping van verscheidene jaren in die rekeningen, terwijl wij in de vroegere hieromtrent niets aantreffen, waardoor het ons onmogelijk is geworden het juiste jaar te bepalen, waarop den beer voor de eerste maal werd afgezonden.
Dat de geestelijke gestichten, tot de bekostiging van dit geschenk, bijdroegen, blijkt uit een cedel getrokken uit de rekeninge der goederen, competerende aan den H. Geest binnen Utrecht, en op de Utr. bibliotheek voorhanden: Betaelt aen den heere domdeken ende de beyde regerende borgemeesteren deser stadt, inder tijt als superintendenden, op Martini avond elck ses wilhelmus schilden, tot copinge van een beer, als van outs daertoe staende, yeder schilt tot 38 stuyvers. Bedraecht t' samen 34-4. - Men vindt, omtrent den aankoop van dezen beer, nog eenige bijzonderheden in Buchelius Descriptio Rheno-Traject. p. 57.
Herhaalde malen wende de magistraat van Utrecht zich tot de heeren van den hove, met verzoek om afschaffing van dit gebruik, hetwelk hun eindelijk ten jare 1615 werd toegestaan. Het tot nog toe onuitgegeven besluit der staten daaromtrent, deelen wij ex schedis MSS. ejusd. biblioth. hier mede:
De staten van Hollant ende Westvrieslant, in heure Ed. Mo. vergaderinge gehoort hebbende 't geproponeerde van Jo. Diederick van der Does, ende Doctor Christianus Bor, schepenen, mitsgaders Jo. Larcerius Advocaet, ende t' samen gedeputeerden der stadt Wtrecht, in crachte van de credentie brieven van de heeren schout, burgemeesteren, raden ende regierders derselver stadt, eensamentlijcken van de brieven van recommendatie van de Ed. Mo. heeren staten 's landts van Wtrecht, in faveur van 't geene de voornoemde gedeputeerden proponeren souden, wesende in effecte, dat de stadt Wtrecht ontslagen mochte wesen van jaerlijcx op Martini avont te seynden alhier in den Hage een beer, overmits by eenige quaetwilligen 't seynden van den lesten beer tot calumnie ende contumetie van de Wtrechtschen geduidt worde, hebben naer rype deliberatie, ende om te betoonen hoe waerdich haer Ed. Mo. sijn de vruntschap, goede nabuurschap ende goede correspondentie mette heeren staten 's landts van Wtrecht, haere Ed. Mo. aengename bontgenoten, gelijck mede van de heeren schout, burgermeesteren, raden ende regierders der stadt Wtrecht, hunne goede vrunden, ende 't mishagen, datse hebben, dat ter saecke van 't jaerlijcx seynden van den voorsz. beer, yetwes tot calumnie ofte contumetie der stadt Wtrecht by yemant soude mogen wesen voorgestelt, de stadt Wtrecht den heeren regierders, magistraten ende lichame van dien van het seynden van den beer jaerlycx alle Martini avont liberalijcken ende absolutelijcken ontslagen, ende gequitteert, ontslaen ende quiteren liberalijcken ende absolutelijcken by desen, ordonneren, dat van nu voortaen, daer toe geen vorderinge ofte recht gepretendeert sal mogen worden, in eeniger manieren. Gedaen in den Haghe, den 16. July anno 1615. (N.S.) Ter ordonnantie van de staten.
A. Duyck.
|