Utrechtsch kronijkjen.
Inleiding.
De Utrechtsche kronijk, welke wij hier laten volgen is een klein onaanzienlijk handschrift uit de fraaije verzameling van Jonkheer G.J. Beeldsnijder alhier. Het is een memorieboekjen van een ooggetuige en niets meer; maar het loopt over hoogstbelangrijke jaren, en bevat vele bijdragen tot betere waardeering van personen en gebeurtenissen, die elders in het geheel niet of min uitvoerig voorkomen. De schrijver, Cornelis Cornelisz. Jonchghere, begint zijne aanteekeningen met de Utrechtsche onlusten van het jaar 1610. (Wagenaar, X. 25 en verv.) en is daaromtrent niet alleen breedvoeriger, maar voor de juiste kennis onzer vroegere regeringsvormingen en stedelijke inrigtingen ook veel onderrigtender dan meer algemeene historieschrijvers. Over de volgende jaren is hij soms kort, maar nooit onbeduidend, en levert, vooral wat de verrigtingen van Maurits betreft, onderscheidene bijzonderheden, welke althans aan de levensbeschrijvers van dien verdienstelijken vorst onbekend zijn gebleven.
Naar zijne denkbeelden, korte oordeelvellingen en wijze van voorstellen te oordeelen, was de steller der kronijk een man van het volk, en had in de regering geen het minste deel. Van daar dat eenige besluiten of verrigtingen der overheid wel eens min juist vermeld zijn; doch daarentegen geeft hij ook eene menigte verhalen en opmerkingen, uit den aard der zake in geene notulen of stadsregisters voorkomende, en die echter voor den beoefenaar der Nederlandsche geschiedenis van het grootste belang zijn. Waar hij dus in het eerste geval dwaalt of onvolledig is, hebben wij hem, grootendeels naar onuitgegevene stukken, te regt gewezen en aangevuld, doch ons hierin tot hoofdgebeurtenissen bepaald; immers niet voor iedere kleinigheid, in de kronijk voorkomende, mogten wij ons eene uitweiding veroorloven, anders toch zoude de tekst zich in de noten verloren hebben.