Mr. Jheron. Vairlenius, gecommitteerde ter inquis. van heresie. (1565).
Op huyden den 16. Juny 1565, compareerden in den gerechte der stadt Utrecht meyster Jheronymus Verlenius, by de Co. Mat. gecommitteert totten inquisitien van heresien; ende verclaerden, dat hy voor seker wist, ende hem vastelyken kennelyck was, dat die Co. Mat., onsen aldergen. heere, vuyt sonderlyke gratie, pardoen ende remissie, verleent heeft Grietgen Jansdochter, gevangen op Hasenberch vande heresie, daer sy inne gevallen is geweest, ende nu peniteert, ende versocht aen hem, Dirc van Zuylen, als schout der stadt Utrecht, dat hem gelieven wilde d'selve te stellen in syn comparants handen, omme dieselve by hem in een eerlycke bewaringe, tot syn laste ende pericule gestelt te worden, ende dat overmits als hy beducht was, die voorsz. Grietghen Jansdochter, wesende een jonge maget, duer die conversatie van andere gevangens ende gyselaers, die met haer op Hasenberch gehouden worden, soude mogen worden geschandaliseert; gehoort welck versoeck heeft heer Dirc van Zuylen, schout, by advys ende consent vanden gerechte, 't voorsz. versoeck geaccordeert, maer dat den voorsz. mr. Jheronymus de voorsz. Grietgen in syn bewaringe nemen soude tot synen anxt, pericule ende laste, ende beloven deselve weer op Hasenberch te doen brengen tot vermaninge oft noot ware, volgende welcke de voorsz. mr. Jheronymus die voorsz. Grietgen tot syne lofte genomen heeft etc. Des t'oorconde onderteykent dy denselven mr. Jheronymus, op den dach ende jaer voorsz.
(Onder stont:) Jheronymus Vairlenius, Commiss.
(Register van allerlei acten).