bezig. Men wil, dat zij, onder een aangenomen naam, zeer goede verhalen in een onzer eerste maandwerken schrijft. En inderdaad, wanneer men die verhalen leest, zoo vol geest en gevoel, maar ook zoo vol godsdienstige beginselen, dan zou men er weinig onze vroegere Truida in herkennen, die zoo trotsch haar neusje optrok voor de arme Griete.
Frits Verdam en Lodewijk van den Helm hebben samen een compagnieschap aangegaan en zijn bewoners der hoofdstad geworden. Frits Verdam, die een prachtig huis op de Keizersgracht bewoont, denkt nog dikwijls aan Kato Lammers, die hij eens ten huwelijk heeft gevraagd, maar die hem een blauwtje heeft doen loopen. En hij is er heel blij om, dat de zaak zich zoo gekeerd heeft, want hij heeft een allerliefst vrouwtje in Ben's zuster Jenny, die hij op een reis naar Birmingham heeft leeren kennen en met wie hij recht gelukkig is.
Karel Schimmel is niet vooruitgegaan in de wereld. Zijn vader heeft, door een opeenhooping van tegenspoeden, bankroet geslagen en niets uit de puinhoopen zijner fortuin kunnen redden. Karel is tegenwoordig boekhouder bij de firma Verdam en Van den Helm, en mag zich gelukkig rekenen, dat zijn patroons hem altijd met achting behandelen en veel voor hem over hebben.
Onze kleine Frans van Bree is een deftig Broeksch heer geworden, die wat goede zaken doet en sedert eenige jaren aanzoek gedaan heeft om de hand van Griete Brinker, welke deze niet geweigerd heeft. 't Kostte vader en moeder heel wat, om zich van het vroolijke, altijd zingende vogeltje te scheiden, en dokter Brinker en zijn vrouw waren in 't eerst wat boos op Frans, dat hij de lieve Griete van hen weghaalde. Maar die boosheid moest vanzelf overgaan en wie er nu wel eens boos is, is de koetsier, die dokter Brinker rijdt, als hij in den omtrek van Broek moet wezen: want als de dokter daar is, rijdt hij bij zwager Van Bree aan, en, of 't koud is of niet, laat hij de paarden zoo ongehoord lang wachten, dat