deren en het is dokter Boekmans grootste vreugde om hen op zijn knie paardje te laten rijden. Daarvoor heeft hij nu wel tijd, want Hannes zorgt voor de patiënten. Dokter Boekman is nu te oud om er door regen en wind op uit te trekken. Hij wacht liever op een zonnige dag. Dan laat hij zijn koets voorkomen om uit rijden te gaan, met de kinderen of met zijn zoon of met zijn oude vrienden, mevrouw en meneer Ten Kate. En waarheen de tocht dan gaat? Wel, waarheen anders dan naar Broek, dat vriendelijke dorpje in Waterland? Waarheen kan men beter gaan?
Het is er nog net even schoon en fris als vroeger en iedereen kent de oude dokter en diens vrienden. Neel schudt nu niet meer haar hoofd als de koets van de oude dokter voor haar huisje stilstaat.
‘Is dokter Boekman daar? Laat hem maar gauw binnen komen!’ Maar dat doet de dokter niet dikwijls. Hij gaat naar het grote huis aan de Erven. Heerlijk is het om daar 's zomers in de koepel te zitten en over het Havenrak uit te kijken! En dan een lekker kopje thee, door de vriendelijke gastvrouw ingeschonken. Wie die gastvrouw is? Niemand anders dan Geertje, de jonge vrouw van Kees Bakker. Het vlugste meisje en de vlugste jongen van Broek zijn samen getrouwd! Hoe zou het ook anders kunnen? De zilveren schaatsen liggen veilig in de kast in de pronkkamer. Die worden daar bewaard voor als de kinderen groot zijn. Zullen zij net zo sierlijk en vlug over het ijs zwieren als hun ouders?
Geertje is gelukkig in dat grote huis aan de Erven. Alles ziet er keurig uit. Daar zorgt ze wel voor en anders zal Bet er wel op letten. Die woont nog steeds bij de oude koopman Bakker en zijn vrouw, nu in een kleiner huis. Maar in het huis aan de Erven komt ze nog maar al te graag.
Vele van Geertjes wensen zijn in vervulling gegaan. Daar zitten ze dan in de koepel, de hele familie bij elkaar, ook haar vader en haar moeder, als ze op bezoek zijn. Ze hebben mooie kleren aan en drinken thee uit een prachtig servies. Vader heeft een tabaksdoos, niet van goud, maar wel van zilver!
Geertje gaat ook wel eens naar Amsterdam, naar Hannes en die lieve Antje, van wie ze nog altijd veel houdt.
‘Als jij mij je schaatsen niet had geleend, zou alles nooit zo mooi