Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat .LIIII. capitulum van dat die vrouwe Maria Magdalena ons Heren hooft ende voete salfde ende etc.4Ga naar margenoot4-40Doe Ihesus was naden raet der ioden tot Bethanien, badt 5 hem een pharizeus, die hietede Symon leprosus, niet dat hi 6 doe malaetsche was, mer hi haddet gheweest ende Cristus 7 hadden gesont ghemaect, dat hij [97c] woude broet mit hem 8 etenGa naar voetnoot7. Ende doe hi inden huse was gheseten, verstontGa naar voetnoot8 dat een 9 wijf, die inder stat was een sonderssche, ende haelde een 10 alabastrum vat duerbaerre salven nardipistici ende brack of 11 dat letGa naar voetnoot11 ende stordedet op sijn hooft ende stont after bi sijn | |
[pagina 424]
| |
12 voeten ende beganse mitten haer hoors hoofdes te drogen ende 13 cussede sijn voeten ende smeerdse mitter salven; ende dat 14 huus wart vervolt vanden roke der salven. Doe dit die Phari-15zeus sach, die en te huus gheroepen hadde, sprac hi in hem 16 selven: Waer dit een waerachtich propheet, hi soude ymmerGa naar voetnoot16 17 weten, wie ende welck dit wijf waer, die en aldus handeltGa naar voetnoot17, 18 want si is een sonderssche. Doe antwoorde hem Ihesus ende 19 seide: Symon, is heb di te segghen. Twee sculdenaers waren 20 plichtichGa naar voetnoot19 een leenareGa naar voetnoot20; die een hondert penning ende die 21 ander vijfhondert. Ende doe si niet en hadden waer of te be-22talen, liet hi hem beiden quijtGa naar voetnoot22. Wie meenstu dat van desen 23 tween den leenere meer lief heeft ende dancket? Doe ant-24woorde Symon ende seide: Ic waenGa naar voetnoot24 dat die gheen, den hi 25 meest quijt gegheven heeft. RechtelikenGa naar voetnoot25 hebstu dat geoordelt, 26 sprack hi. Ende doe keerde hi hem totten wive ende seide: 27 Siestu dit wijf? Ic bin gecomen in dijn huus ende du en 28 hebste ghien water minen voeten gegheven, dese heeft mit 29 tranen begoten mijn voeten ende gedroecht mit horen haer. 30 Du en hebste mi nie gecusset, ende si en heeft nie op gehou-31[97d] den te cussen mijn voeten. Du en hebs mit olye niet ge-32salft mijn hooft, ende si heeft mit salve ghesmeertGa naar voetnoot32 mijn voe-33ten. Daer om seg ic: Hoer warden veel sonden vergheven, 34 want si daer veel lief gehadt heeft. Die minste quijt gelaten | |
[pagina 425]
| |
35 wart, heeft minste lief. Ende doe seide hi totten wive: Dijn 36 sonden warden di vergheven. Ende die gheen, die daer te samen 37 ten eten waren gheseten, begonden in hem selven te spreken: 38 Wie is dese die oec die sonden verghift? Ende doe seide hi 39 totten wive: Dijn gelove heeft die gesont gemaect ende salich 40 Ga naar margenoot40-52of behouden; ganc heen in vreden. Daer waren oeck sulke, die 41 onwaerdelike droegenGa naar voetnoot40 ende seiden in hem selven: Waer toe is 42 dit verlies gedaen? Men mocht dese zalf vercoft hebben meer 43 dan voir drie hondert penningen ende gegheven hebben den 44 armen; ende grymmeden in hem selven van bynnenGa naar voetnoot44. Dit wist 45 Ihesus ende seide: Laetse wesen; wat sijn ghi desen wive 46 pijnlickGa naar voetnoot45? Si heeft een guet werc in mi ghewracht. Alle tijt heb 47 ghi armen mit iu, ende als ghi wilt, so moghe ghi hem wel 48 doen. Mi en sel ghi altoos niet hebben. Dat si haddeGa naar voetnoot48 heeft si 49 gedaen. Si is voorcomenGa naar voetnoot49 te salven minen lichaem in sinen gra-50ve. Ic seg iu voerwaer, waer dit ewangelium ghepredict wart, 51 so selmen seggen, dat si dat heeft gedaen in sijnre ghehuech-52nisse, op-datmen haer lof daer of spreken sal ende oneer den 53 Ga naar margenoot53-59begriperenGa naar voetnoot53. Dit seide oeck een van sinen iongeren Iudas Sca-54rioth, die en verraden soude. Ende [98a] dit en seide hi niet, | |
[pagina 426]
| |
55 dat hem vanden armen yet toe behoordeGa naar voetnoot55 te sorgen meer dan 56 een ander, mer want hi een dief was ende een steelboerskijnGa naar voetnoot56 57 hadde. Ende datmen onsen Heer gaf dat droech hi (Glosa:) 58 hi hadde wijf ende kinder, die hi binnen dier tijt hielt ende 59 voede. 60Die lerars inder heiligher scrift lesen op dit capittel menige 61 suverlike questi ende vrage ende notabileGa naar voetnoot61 daer sijt mede glo-62zieren. 63Ga naar margenoot63-75Die eerste questi is, hoe dat is dat die ewangelist niet en 64 roert vanGa naar voetnoot64 enigen woorden, die Maria soude gesproken hebben, 65 mer alleen van horen wercken? Die eerste reden is nader letter. 66 Ga naar margenoot66Goet is te vermoeden wat si mochte spreken, die overdacht al 67 hare iaren in bitterheit haerre zielen. Die ander reden is: 68 licht datsi sprac alleen van binnen, want doe die biechte der 69 sonden noch niet geset en was te doen mitten monde, ghelijc 70 Ga naar margenoot70als David seit: Ic bin ghestoortGa naar voetnoot70 ende en heb niet gesproken. 71 Die derde reden is om der harder wonderliker heyden wilGa naar voetnoot71, 72 die seggen mochten, datmense bekeren woude mit vrouwen 73 clage, die suet ende menichvoudelickGa naar voetnoot73 plegen te spreken, als 74 Ga naar margenoot74Salomon seit: Recht als drupende honichraten so sijn haer 75 lippen ende houdenGa naar voetnoot75 den man mit veel sermoen. 76Ga naar margenoot76-109Die ander questi is, waer-om datse sijn voeten aldus salfde? 77 Daer sijn veel reden toe. Die eerste is, want onder sijn godlike 78 Ga naar margenoot78voeten is alle die werelt geset, als David seit: Heer alle dinc | |
[pagina 427]
| |
79 hebstu onder sijn voeten geworpenGa naar voetnoot79, voghelen des hemels, vis-80sche [98b] des meers, beeste des veldes. Want als Ysayas seit: 81 Ga naar margenoot81Die hemel is sijn stoel ende die aerde sijn voetscamel. Die an-82der is, want dese voete wanderen op die zee ende betreden die 83 Ga naar margenoot83als opter aerden. Want Matheus seit: in die vierde wake des 84 nachts quam Ihesus tot hem wanderende op die zee. Gregorius 85 NazanzenusGa naar voetnoot85 seit: Die see bekende hem, want si liet hem op 86 haer treden ende was hem onderdaen. Die derde reden is, want 87 wat creatuer, dat dese heilige voeten roertGa naar voetnoot87, wart daer 88 Ga naar margenoot88of geheilicht, als David seit: Wi sellen God aenbidden 89 inder stede, daer sijn voeten hebben gestaen. Want Ysayas 90 Ga naar margenoot90doer hem seit: Die stede mijnre voeten, die sel ic heiligen 91 sonder twifel, dat daer genade Gods of is in ghebleven. Die 92 vierde is, want overmits dese ghewonde, gecruuste voete, so 93 wart die mensche van der verdomenisse verlosset. Als David 94 Ga naar margenoot94seit: si hebben mijn handen ende voeten doer gegravenGa naar voetnoot94. 95 Ga naar margenoot95Zacharias seit: Waer-toe sijn die wonden in sijn voeten dan 96 toe versoenen? Die vijfte is, wantmen mit desen glorificierde 97 Ga naar margenoot97voeten clymmet op inden hemel. Als Cristus self seit: Nie-98mant en clymmet inden hemel dan des menschen soon, die van-99Ga naar margenoot99den hemel neder geclommen is. Ende wi sijn sine lede ende so 100 clymmen wi op mit sijn voeten. Die Propheet seit: sijn voeten | |
[pagina 428]
| |
101 stonden inden berghe van olyve; ander waerheit op een harde 102 steen, die hem onder sanck als een weeck was, dat daer sijn 103 voetstappen bleven in staen, dat ic selve heb gesien. Die seste 104 is: onder dese weldige [98c] voeten so is alle dat helsche ghe-105Ga naar margenoot105welt ondergebogenGa naar voetnoot105. Als David seit: God seide tot hem: sitte 106 tot mijnre rechter zijde alle tijt, als ic setten sel dinen vianden 107 Ga naar margenoot107tot enen voetscamel dijnre voeten. Abbacuc seit: Die duvel 108 moet uutgaen voer sijn voeten. Om alre deser reden wil so heeft 109 Maria voerdachtelick sijn suete voeten ghesalvet. 110Ga naar margenoot110-158Die derde questi is, waer-om dat se sijn heilige hooft oec 111 Ga naar margenoot111salfde? Die eerste reden is, want, als Paulus seit, so is onse heer 112 Ihesus dat hooft der heiliger kercken, daer alle gelovige men-113schen lidmaten in sijn. Dit is dat hooft alle der principaten, 114 Ga naar margenoot114dat alle gemoede eeret, alle tonge lovet, daer alle knyen voer 115 bugen, dat van ewen tot ewen is gebenedijt. Nu machmen 116 vragen, hoe dorste Maria Magdalena dit hooft besalven, die een 117 sonderssche was, ende sinte Iohannes Baptista en dorstet niet 118 roeren noch aentasten inder Iordaen, die nochtan in sijnre 119 moeder lichaem geheylicht was. Daer-toe wert aldus gheant-120woort: Ihesus neychde sijn hooft inden water van oetmoedi-121chede ende doe wert sinte Ian noch cleynre onder Cristum, 122 mar Maria aenbede dit hooft ende salfde mit diensteGa naar voetnoot122, ende doe 123 bief Cristus hooft Marien hooft uuten sonden, doe hise mit 124 sinen woorden op-hief ende seide: Ganck in vreden. Die ander 125 sake is, waer-om datsi dat hooft Cristi salfde, want Cristus 126 hooft was vol des scats alre rijckdoem der Godheit ons te ver-127lossenen, vol alles [98d] hemelschen douwes onsen brant van 128 quaden gemoet mede te leskenGa naar voetnoot128, vol alles guedes drope balzaems 129 ende olyes traen ons mede te vuchtenGa naar voetnoot129. Ende dese sinne sijn in | |
[pagina 429]
| |
130 propheten veel gescreven. Nu mochtmen vragen, hoe woude 131 Cristus van Maria sijn hooft salven laten, die doer Davids mont 132 Ga naar margenoot132hadde gesproken: Olye des sondaers en sel mi niet bezalven, 133 noch vet maken? Daer wert aldus toe gheantwoort, dat God 134 versmaet alle der sondaren weldaet, want hise niet totten hemel-135schen loen des levens ontfaet, die wijl dat hi in sonden wil 136 bliven ende sijn quade leven niet of en laet. Mar doe Maria 137 hoorde dat Ihesus was geseten in Symons huus die sondaren te 138 ontfangen, die tot hem quamen, soe is Maria uutgegangen 139 (Glosa:) dat leven des sonden. Die derde sake is, want onse 140 heer God selve was eyghentlijck hooft sijns soens Ihesu Cristi 141 ende hi hadde sijn hooft gebenediet mit alre zegheninge ende 142 ghewyet mit alre heilichede ende ghewaert mit alre costel-143hedeGa naar voetnoot142 ende als een offer ontfangen mit alre waerdichedeGa naar voetnoot143, als die 144 epistelen veel wel uut wisen. Nu mochtmen vragen, hoe woude 145 doe Cristus ghedogen dat Maria Magdalena over dit hooft stont 146 mit dienste ende doch God uut den hemel in gelikenis tot desen 147 hoofde hadde gesproken: Die hem in sonden witachtichGa naar voetnoot147 bekent 148 is, en legge sijn hant niet op dat hooft des offers, want sijn 149 Ga naar margenoot149handen sijn vol [99a] bloets ende ic sel mijn aensicht keren 150 van sinen gebede. Daer wart aldus toe gheantwoort; want 151 Ga naar margenoot151Magdalena brochte Cristo toe offerhande een bedruct gheest 152 ende een berouwet hert; veroetmoedicht so en wart hoer dienst 153 niet versmaet. Want is dat hem keert een sondaer van sinen 154 quaden weghe in die rechtveerdicheit, daer hi in leeft, sellenGa naar voetnoot154 155 God ontfangen ende sijnre sonden nymmermeer dencken. Hier-156om so heeft Magdalena dit waerde hooft Cristi mit liefliken | |
[pagina 430]
| |
157 dienst versocht ende daer of heilichdoem an gheest ende an 158 zieleGa naar voetnoot157 weder gebracht. 159Ga naar margenoot159-214Die vierde questi is, wat mach wesen an gheesteliker verstan-160denisse Marien dienste bedudenis? Alle die dienst, die Maria 161 onsen heer Ihesu toent ende doet, is een opelike bewisinge waer-162achtigher minnen ende heeft ghewandelt tot duechden alle desGa naar voetnoot162 163 si gedaen hadde in sonden, ende also veel offerhande, als si 164 Ga naar margenoot164-167hoerre zielen heeft begangen scande. Hier-om is hiGa naar voetnoot164 een spieghel 165 ende exemplaer waerachtigher penitencien, daer bet lustGa naar voetnoot165 waer 166 of te screyen dan veel of te spreken of te dichten, als sinte 167 Gregorius seit. Dese sondaerssche, doe si hoorde dat Ihesus 168 inghegaen was in Symons huus, ginc si uut den haren. Uut-169gegaen onser moortkuul der sonden ende hoeke der quaetheit 170 is dat eerste teyken, daer wi mede bewisen Gods eysschen ende 171 roepen ghehorich te wesen ende onderdaen. Doe Ihesus inghinc 172 Ga naar margenoot172tot opsien [99b] onser ellende ende vanghenisGa naar voetnoot172, doe <ginc> 173 een craft van hem, die ghesont makede alle die tot hem qua-174men ende hem roerden. Mer veel sijnder, al comt God tot hem, 175 Ga naar margenoot175si en willen hem niet moetenGa naar voetnoot175. Hier-om seide Cristus: Meen-176wiven ende openbaer sondaren sellen <di> int rijke Gods 177 voorgaen. Dese salfde onsen heer mit mededogen van herten op 178 Ga naar margenoot178sijnre passien. Als Iob seit: Ic plach te screyen op die gheen 179 die bedroeft was. Mar nu werden onse herten versteent op die 180 armen ende niet en drupenGa naar voetnoot180 mit troost, mar si verdrucken die | |
[pagina 431]
| |
181 armen, dat een roepende sonde voer Gode is, die God niet en 182 laet ongewroken. Dese droechde ons Heeren voeten mit horen 183 hare, mit mededeylinge alre tijtliker haven, want si plach 184 Cristum ende sijn vrienden mit haren guede te ontfangenGa naar voetnoot184, als 185 Ga naar margenoot185Iob seit: Ic en heb mijn brocke broets niet alleen ghegeten, 186 mer die weduwen ende weezen hebbense mede gebroken. Tho-187Ga naar margenoot187byas seit: dat selve dat di God verleent, dat deel den armen, 188 Want dat is een weldaet die nymmer en blivet in deser aerden 189 mede ongheloent. Mar veel sijn daer nu ter tijt ghelijc den 190 riken vracken, die den armen Lazarum die crumen sijnre tafel 191 niet en gonde. Dese cussede onsen heer Ihesum mit vriende-192Ga naar margenoot192-195like aenspraecGa naar voetnoot192, want cussen is een teyken des vredes. Salomon 193 seit: spreck den bedroefden troosteliken toe, dijn woorden en 194 sellen niet in die aerde vallen ende verderven, mer [99c] si 195 sellen mit vruchte weder totti comen ende niet ijdel. Mar veel 196 sijn daer nu, die die bedroofde bespotten ende <haer> herte 197 bitter maken, ende die dat plegen te doen, warden dick van 198 Gode geplaecht, want God en wil niet, datmen op sijn ghees-199sele mede toe slaenGa naar voetnoot198. Dese selve vrouwe salfde onsen Heer mit 200 duerbaer costeliker salven nardi pistici, dat die apothekers wel 201 kennen. Men salft priesteren, coningen ende ioncfrouwen. En-202de want Cristus pape ende onse voorbidderGa naar voetnoot202 was, coninc ende 203 verlosser onser sielen vander verdoemnis, ioncfrouwe endeGa naar voetnoot203 | |
[pagina 432]
| |
204 maecht des heelre naturen onser verrisenis, hier-om salfdse 205 Cristum mit drie manieren van salven: als mit salven der hei-206lichede den heiligen bisscop, die voor ons biddet sinen Vader 207 mit onsprekeliken suchten; ende mit salve der eerbarichede 208 den gloriosen coninc, die ons duechde ende tucht der engelen 209 in sinen gelove heeft geleert, dat wi erfnaem sijns rijcs sijn 210 gecoren mede te besitten; ende mit salve der reynichede der 211 ioncfrouwen soon, die ons als eens magheden kint der kercken 212 inden kersten gelove God wint, an live ende an ziele mit hem 213 verenicht te warden hier inder tijt van genaden ende na deser 214 tijt inder ewicheit an sijnre glorien mit salicheden. Amen. 215Ga naar margenoot215-227Die hystorien, ewangelien ende legenden wisen veel mercke-216like dinghen van der heiligher vrouwen Maria Magdale- [99d] 217 na. Eerst twiveltmen daer-an, of si oec mitten lichaem vlei-218scheliken hadde misdaen. Daer-na hoe si predicte ende veel 219 volcs bekeerde. Daer-na hoe si in eenre steenroedse menich 220 iaer in bescouwende leven onsen Heer diende. Daer-na, hoe 221 wonderlic datse gevonden wert ende begraven, daer ic op dese 222 tijt niet en mach of scriven. Oeck hoe veel volmaectheit van 223 kersten leven si heeft an haer ghehat; hoe si biden grave ween-224de, stont ende hore Heren sach, wil ic na een heel suverlic 225 capittel of scriven inden somerstucke na der verrrisenis ons 226 liefs Heren, die ons moet in alre tijt behoeden ende bewaren. Amen. |
|