Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat .XXXVI. is vanden huwelick Iosephs ende der ioncfrouwen Marien.3Ga naar margenoot3-57Doe Herodes coninc van des keysers wegen tot Iherusalem 4 was, liet hi barnen die boecken vander coningen geslachten, 5 diemen had in die heilichste stede des tempels. Ende dat 6 dede hi om twee saken wil. Die eerste was, want hi gehoort 7 hadde, dat vander coningen geslacht een mogende coninc 8 soude noch werden geboren: die ander zake was op dat hi 9 sijn [60c] onedelheit daer mede mochte bedecken, datmen 10 wanen mochte, dat hi vander coningen stamme waer geboren. 11 Mer daer waren eenre-handeGa naar voetnoot11 vrome wise mannen, die sulke 12 boeken binnen haren huse hadden ende die leerden uut over 13 al dat lant, waer of Cristus soude geboren werden. Vanden | |
[pagina 267]
| |
14 geslacht was een vroem man, hiet Ioachim, die nam een eer-15likeGa naar voetnoot14 vrouwe van sinen geslacht, hiet AnnaGa naar voetnoot15. Dese twee waren 16 rechtvaerdich voer Gode ende ghingen in sinen gebodenGa naar voetnoot16. Si 17 deelden alle haer have ende guet in driën: dat een deel den 18 tempel ende den dienre, dat ander deel den armen ende den 19 pilgrym, dat derde deel hilden si tot horen noturft ende 20 horen huusghesinne. Dese twee waren twintich iaer sonder 21 vrucht ende loefden Gode: waer dat hi hem een vrucht ver-22liende, si souden den Gode te dienste houdenGa naar voetnoot22 ende overghe-23ven. Ende daer om togen si driewarf des iaers mit offer totten 24 tempel van Iherusalem. Ende op een tijt dat hi sijn offer-25hande bracht, keerde hemGa naar voetnoot25 die priester vanden altaer, want hi 26 onvruchtbaer waer. Des scaemde hi hem so seer, dat hi ghinc 27 int velt totten harderen ende woude niet thuus comen om 28 sijnre ghebuere willen, die dat licht hadden vernomen. Doe 29 openbaerde hem die enghel Gabriel mit sconen lichte ende 30 seide, dat God sijn bede ghehoort hadde ende sijn aelmisse 31 aengesien ende ontfangen. Dijn vrou Anna sel ontfangen een 32 vrucht, die selte noemen Maria, die sel geheilicht warden inGa naar voetnoot32 33 hoorre moeder lichaem. Dit toochde die enghel oic der moe-34der. Ende als [60d] al dit is ghesciet, doe dat maechdekijn 35 was drie iaer out brachtment inden tempel, daer si bleef tot 36 Ga naar margenoot36-40haren .xiiii. iaren toe. Alle morghen te tercie tide in haren 37 gebede, van tercie tide tot sexte in lessen der scrifturen ende 38 prophetiën, van deser sexte went toe der noen toe arbeide si | |
[pagina 268]
| |
39 mit breiden ende nayen, te noen tide ontfencsi troost vanden 40 enghelen. Doe si out was .xiii. iaer gaf hoer die bisscop van-41den tempel oorlof mitten ioncfrouwen thuus te trekken ende 42 inder echtscap te treden, want si alle gebenedyt waren, die 43 vruchte wynnen, om te vorderen ende te haesten totter vrucht, 44 daer alle geslacht souden warden in gebenedijt. Doe sprac 45 die maecht, si waer Gode geoffert ten ewigen dienst ende si 46 hadde hoor reynicheit Gode ghelooft te houden, also datsi 47 dat niet doen en mochte. Hier op was die bisscop begaen 48 ende riep God aen, dat hi hem woude gheven dese dingen te 49 verstaen. Also dat een stemme seide: Roept alle die mannen 50 te samen, die van Davids geslacht sijn geboren ende huwelick 51 moghen ontfangen; ende een yghelic hebbe een dorre roed 52 in sijnre hant; op welke een witte duve comt sitten, die is 53 die man, die dese ioncfrouwe te echte sel ontfaen. Int leste 54 sciede dit den ouden man Ioseph, geboren vanden huus 55 Davids. Hi quam daer om so verlancksomGa naar voetnoot55 in, want hi was 56 out ende dese ioncfrouwe was so wijs, so scoen, so waert, 57 ghelijc als die heilige man Epyphanius seit; dese heeftet 58 Ga naar margenoot58-88conterfeyt: Maria en was niet grof, noch vleyschachtich, | |
[pagina 269]
| |
59 mer also [61a] tzartGa naar voetnoot59, smal, zwanck van live ghemaect, si was 60 van middel maet der staturen, vol van synnen, rijp van ou-61der, bloeskedeGa naar voetnoot61 van verwen, wit van hude, glymmende van 62 haer, blenckende ogen, scarp van gesichte als een aern, sim-63pel van opslaen als een duve, een recht aensicht ende zwarte 64 wijnbraeuwen, wel ghescapen hande, langhe vingheren son-65der hoevelGa naar voetnoot64, luttel van sprake, sonder lachen, satich van 66 gelaet, sonder coen gebaer, in cledinge simpel, in gaen gela-67tich, in staen zedich, stille inder straten, drovichGa naar voetnoot67 alleen, blide 68 in geselscap, in vordel cleynGa naar voetnoot68, in liden verduldich, in ghelove 69 zeker, in noturft matich, in eten sober, trouwe van radeGa naar voetnoot69, in 70 oordel recht, horich den oversten, in wercken weldadich, sca-71mel int aenschijn, bevellich den menschen, gunstichGa naar voetnoot71 den vrien-72den, uutwendich scijn oetmoedich, inwendich gront opdrif-73tichGa naar voetnoot72, hoer ogen waren vol scamelhedenGa naar voetnoot73, hoer oren vol oetmoe-74dicheden, hoer mont vol waerheden, hoor handen vol ael-75missen, hoor voeten vol stedichedenGa naar voetnoot75, hoor zeden vol eerba-76richeden, hoer lichaem vol suverheden, hoer herte vol min-77nen, hoor ziel vol guets, hoer wesen God behaechlic, hoorGa naar voetnoot77 78 craften God brukelic, hoor wercken seer vorderlic, hoer ver- | |
[pagina 270]
| |
79nuft God scouwelic, hoer mening heilic, hoor wille God 80 enich. Si sat inden lande der vrijheit in hare consciencien 81 <luterheit>Ga naar voetnoot81, inder clusen der ofgesceidenheit, onder die 82 apoteken der gheesteliker sueticheit. Inden tempel was haer 83 een stedekijn bereit, daer si God diende mit innicheit ende 84 verbeide [61b] Gods vandinge mit groter begheerlicheit. Si 85 was alre gedaent een schoen formeGa naar voetnoot85, alre suverlichede een 86 beelde, alre doechsamicheit een duerbaer gemme. Also die 87 coninclike maghet mit inwendigher ende uutwendiger cier-88Ga naar margenoot88-96heit was bekant inder ewicheit. Dese ioncfrouwe was ghege-89ven mit der ewe ter rechter trouwe den edelen man Ioseph 90 mit groten loveGa naar voetnoot90 ende heerlicheit. Ende doe dit na der ewe 91 ende des lants wise was gesciet, toech Ioseph in sijnre stat 92 Bethleem, daer hi woude toe scicken sijn huusGa naar voetnoot92, sijn vrienden 93 te bidden te bereiden dat huwelick. Die ioncfrou Maria, die 94 toech mit seven ioncfrouwen van haer ouder ende die mit 95 haer opghevoet waren tot haren vriende huusGa naar voetnoot95 toe Nazareth. 96 Die wijlGa naar voetnoot96 gesciede, dat ic int naeste capittel segghen sal. 97Vragen van den huwelic Iosephs ende Marien. 98Ga naar margenoot98-106Die lerars vragen of oec een witachtich huwelick mochte 99 wesen tusschen Ioseph ende Marien? Daer antwoorden die 100 lerars toe, dat dat huwelic was wel begonnen mit haerre tweer 101 consent ende volboert, hoeGa naar voetnoot101 dattet God mit hem twien heb- | |
[pagina 271]
| |
102ben woude; het was wel confirmiert ende bestedicht mitterGa naar voetnoot102 103 ewe des tempels ende mit hoechede der bisscopen ende dat 104 huwelic wart besloten, doe si mit malcander woenden ende 105 mit gevouden handen ende lude sprakenGa naar voetnoot105 beide Gode rey-106nicheit loveden. Dat verstont Ioseph van godliker openbaring, 107 dat hi doen soude. Daer was in desen huwelic drie dingen 108 ende salige guede, die huwelic menenGa naar voetnoot108 voirt [61c] te brengen: 109 dat is gelove, die gans was tusschen hem twee; dat is sacra-110ment, dat onder hem heilich was; dat is die vrucht Cristus, 111 die daer gebenediet was. 112Die lerars vragen voirt, waer om woude God onse heer 113 aldusdanige huwelick laten gescien den gueden ouden manGa naar voetnoot113 114 Ga naar margenoot114-165ende tusschen sijnre liever moeder. Daer antwoorden si toe, 115 dattet wel gesciede om drie saken willen: die eerste sake 116 gaet God aen, die ander ginc die moeder aen, die derde ginc 117 ons aen. Die eerste sake, waer om dat een huwelic gesciede 118 tusschen Ioseph ende Marien, die gaet Gode aen, als si bewisen 119 mit vier reden. Eerstwarf, om-dat hi niet vanden ongelovigen 120 mensche soude hieten een bastaert of in onecht geboren. Ende 121 dat wert geseit inder ioden raet, dat hi onecht waer, mer dat 122 wert verantwoordGa naar voetnoot122 van Nycodemus, die over dat huwelick 123 was. Anderwarf, opdat sijn geslacht doer Ioseph hi mochteGa naar voetnoot123 | |
[pagina 272]
| |
124 vinden ende bescermen, want die inder werelt woude geboren 125 warden, die woude oic sijn gheslacht gherekent hebben, ge-126lijc alst ghewoent is in allen landen, hoven ende steden. 127 Derdwerf, om des kints hoede wil, op-dat die duvel niet te 128 vroeGa naar voetnoot128, noch te scadelic tegen hem op stonde, ende op-dattet 129 hem bleve verburgen. Want hi sijn machte in becoringe 130 tegen hem soude versoeken ende verwonnen werden, alst wel 131 sceen. Vierdewarf, op-dat dat kint van Ioseph soude versochtGa naar voetnoot131 132 werden ende opgevoet ende verwaertGa naar voetnoot132, ghelijck als hi dede, doe 133 hi en voerde in E-[61d]gypten ende weder uut, ende sochte 134 hem mitter moeder drie dage lanck, doe si en vonden inden 135 tempel. - Die ander sake, waer om dat een huwelick ge-136sciede tusschen Ioseph ende Marien, die gaet der moeder 137 aen, alsmen mit drien reden mach bewisen. Eerstwarf, want 138 onder dien scermGa naar voetnoot138, datsi een echte ghetruweden man hiet te 139 hebben, so wert si behoet, datmense om hoorre vruchte wil 140 niet en steende, alsmen plach des papen nichten die overspil 141 hadden gedaen. Anderwarf, want onder dat huwelic wert si 142 bewaert, datsi niet om des kints wil te gheruchteGa naar voetnoot142 noch te 143 scanden en wart, want liever hadde God, datmen in sijnre 144 geboorte twistede dan datmen sijn moeder van onduechde 145 beruchtedeGa naar voetnoot145. Derdwerf, wantsi teder ende cleynlic was ende 146 hoor niet wel en soude mogen behelpen, noch mitten kinde-147kijn int vreemde lant mogen trecken, so wast beter, dat die 148 voersorger haer trouwede brudegom waer ende haer man | |
[pagina 273]
| |
149 hietede ende nam haer waerGa naar voetnoot149. - Die derde sake wair om dat 150 Maria in huwelic Ioseph ghegeven wart, gaet ons aen, alsmen 151 Ga naar margenoot151-155mit drien reden bewisen mach. Eerstwarf om die ware gelove, 152 dat Cristus van eenre ioncfrouwe geboren is, want Ioseph een 153 tuuch haerre reinicheit was; hem dochte mogeliker, dat een 154 ioncfrou sonder man soude ontfangen, dan dat Maria soude 155 misdadich wesen. Anderwarf, om-dat wi dat sacrament der 156 echtscap ende des huwelick<s> souden eren ende waerdigenGa naar voetnoot156 157 ende heilichliken houden sonder overtreden of lelijck [62a] 158 leven of mit onvredenGa naar voetnoot158 te dragen, want God sijn moeder, die 159 maghet bleef, een huwelic woude gheven. Derdewarf, want biGa naar voetnoot159-162 160 desen huwelic is beteikent die vergadering der ghemeenre 161 heiliger kercken, al is dat sake, dat si reyn ende suver is, 162 Ga naar margenoot162ghetrouwet enen man Ihesu Cristo. Paulus seit: Het is eenGa naar voetnoot162 163 groot sacrament der echtscap Cristus <ende> die heilige 164 kerck. Alle eer der vrouwen soude in Maria wesen, want 165 <si> is alre menschen forme van leven. Si stont in huwe-166lick mit Ioseph, si bleef maecht in die gheboort des kints ende 167 si wert wedue in sinen gecruusten dode, doe si al hoers liefs 168 beroeft was om onser verlossenis. Des moet gebenedijt wesen 169 der ioncfrouwen kint Ihesus Cristus, Amen. |
|