Tafel van den kersten ghelove. Deel 1: Inleiding en registers
(1939)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
[pagina 272]
| |
Deel I22, noot 32, 9 r.v.b. donee, lees: donec. 22, De Dominicaansche Ordesprovincie Francia, waarvan in noot 34 sprake is, omvatte het gebied aan gene zijde van de Charente en de Vienne, het Rhône- en Saône-dal, de geheele Dauphiné, de bergachtige streken tot Genève en Lausanne, Bourgondië en Lotharingen en strekte zich van Metz af noordelijk naar Vlaanderen en België tot Gent en Yperen uit. De kloosters van Gent en Brugge werden in 1259 door het Generaal-kapittel van de Teutonia-provincie aan Francia overgedragen. In 1277 telde Francia 52, in 1303 58 en in 1345 66 conventen. Zie Dr. A.M. Walz, Compendium historiae Ordinis Praedicatorum - Romae 1930 - p. 209. 79 Aan noot 4 dient te worden toegevoegd, dat ook Dr. G.J. Hoogewerff in het eerste deel van zijn werk Noord-Nederlandsche Schilderkunst - Den Haag 1936 - Over Hs. H van het Britsch Museum te Londen en over S-O der Pierpont-Morgan-Library te New-York geschreven heeft. Uit het eerste reproduceert hij als afb. 38 en 39: de ‘Vlucht naar Egypte’ en de ‘Doop van Christus in den Jordaan’; uit het andere als afb. 41 en 42: ‘het Sacrament der Biecht’ en ‘Keizer Constantijn tusschen paus Sylvester en zijn moeder’. Onder de ‘Aanvullingen en Verbeteringen’ (blz. 583) wordt nog even Hs. E van Walters Art Gallery te Baltimore vermeld. - Dr. Hoogewerff meent echter (blz. 105), dat de statige, vierdeelige, Latijnsche Bijbel, welke in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel berust, zeker niet door den afschrijver zelf Henricus van Arnhem, doch eerst enkele jaren later ‘verlicht’ is en dat niet op de wijze als aanvankelijk bedoeld was. Wanneer dit geschied is, staat niet vast, maar een dateering omstreeks 1415 schijnt gewettigd op grond van het looverwerk in margine, dat een enge verwantschap toont met de veel uitvoeriger versiering, die voorkomt in het Londensche Hs. (H) van de ‘Tafel van den Kersten Ghelove’. Bij benadering werd dit - volgens Dr. Hoogewerff - reeds omstreeks 1405-'10 vervaardigd, niet door Hendrik van Arnhem, maar wel zoo goed als zeker in het Graafschap Holland of in het Sticht. - Dat deze dateering hoogstwaarschijnlijk niet juist is hebben we (blz. 126-127) op tekstcritische gronden aangetoond. 82 Wat het Hs. S-O betreft, stelt Dr. Hoogewerff vast, (blz. 109) dat dit tot dezelfde groep behoort als de beide vorige ... De initialen in dezen codex zijn bijzonder kloek en zelfs zóó grot van afmetingen, dat zij den tekst op de betrokken bladzijden in verdrukking brengen. Het vergezel- | |
[pagina 273]
| |
lend looverwerk is ook lichtelijk plomp, sappig als waterkers, maar weinig sierlijk. De voorstellingen, die binnen de groote letters zijn aangebracht, zijn met onmiskenbaar gemak gecomponeerd, schoon dit geen zekerheid mag heeten. Opmerkelijk is het laten van leegte, dat de miniator zich veroorlooft, zonder daarvan tot het scheppen van ruimte partij te trekken. Zijn figuren, hoewel zij niet door expressie uitmunten, zijn sprekend en dat des te sterker daar, waar een bepaalde verrichting of handeling moet worden voorgesteld. Waar aan de uitbeelding geen actie te pas komt, is ook de teekenaar bedremmeld en aldra ten einde raad. De ‘disputacie’ van Keizer Constantijn, bijgestaan door Paus St. Silvester en zijn moeder de H. Helena, met de joodsche wetgeleerden - ook door ons gereproduceerd - is daarvan een voorbeeld. 120, 7 r.v.o. Het Middelnederlandsch, lees: Het Middelnederduitsch. 172, onder questen, flochlen si, lees: flochten sie. 177, II, no 13, II A, 2 k, lees: I A, 2 k. 179, III, no 16, II, 36, lees: II G, 36. 180, IV, no 3, II A, 2 e, lees: I A, 2 e. 182, VI, no 5, II A, 1 i, lees: I A, 1 i. 183, VI, no 12, II A, 2 e, lees: I A, 2 e. 185, VIII, no 6, II A, e j, lees: I A, 2 k. | |
Deel II8, 15 r.v.o. becoringhe, lees: beroringhe. 14, I, 56 GDAB, lees: CDAB. 19, I, 7 D, lees: B. 19, 6 Ende elke yerarchie mit haren drie choren vervalt. 23, I, 36 GHD lees: 36 GHD. 24 Lynn Thorndike, vermeldt in A History of Magic and Experimental Science, II, blz. 900, dat Peter of Albano ‘had repeated from Averroes the following association of seven intelligences or angels with the planets: Saturn and Cassiel, Jupiter and Sachiel, Mars and Samael, the Sun and Michael, Venus and Anael, Mercury and Raphael, the Moon and Gabriel’ - hetgeen met de opvatting van D.v.D. overeenstemt. 29, 53 onder, lees: omder. 35, I, 87 G lees: C. 49, 57 heeft; lees: heeft,. 52, I, 123 CGHD lees: GH. 54, III, 119 noot vervalt. 59-95 swide, een niet zuiver ndfra. vorm van swinde, die ook een enkele maal in het Westmndl. voorkomt, behoeft niet in swi<n>de veranderd te worden. 61, III, 5 Salomon kan beter in Solomon dan in Philemon veranderd worden. Vgl. over Solomon en zijn Ars notoria Lynn Thorndike, A History of Magic and Experimental Science, II, blz. 279-289. 75, 99 hartichdsom, lees: hartichdom. 92, 110 sin, lees: sijn. 93, 130 Macrobins, lees: Macrobius. 108, I, 153 B h. lees: B b. 112, 243 sonden. Die, lees: sonden, die. 117, 389 die lees: di. 118, I, 130 D=A, lees: D=A (doghen). | |
[pagina 274]
| |
126, 388 minnen, lees: mijnen of minen. 127, I, 381 DA lieflike. 129, III, 423 ‘mit recht of sonder oordel’ wordt, daar 't om verdiende scout gaat, beter verklaard: ‘met rechtspraak of zonder vonnis’. 132, I, 45 A dan. 134, 76 met, lees: mer. 134, 92 ‘longanimitas’ beteekent lankmoedigheid, geduld en niet: volharding, zooals D.v.D. meent. - liet, lees: hiet. 135, II, 105 met Salomon, lees: niet Salomon. 136, 132 hier, lees: hiet. 139, II, 216 vgl. I Mach. 2:65. 141: 14 want, lees wschl.: van. 147, III, 135 onsichlijc is hier wellicht gebruikt in de bet.: angstaanjagend. Vgl. 386, 15 en 387, 36. Zie Verdam, V, 1254. 148, I, 1, 4 r.v.o. DA, lees: CGH. 159, I, 1, 3 r.v.b. DA, lees: CGH. 161, 26 ons, lees: om. 167, III, 7 ‘als ic voer gheseit heb’ zou ook kunnen slaan op 146, 102 v.v. 173, III, 124, 3 r.v.o. ‘lees’ worde geschrapt. 174, II, 141-146, 2 r.v.o. meer, lees: maar. 176, 184 onghevoelicheit, lees wellicht: onghevoechlicheit = onbehoorlijkheid, ongepastheid, waarvan de bet. beter in den zin past. 179, I, 252 en 253 GH, lees: CH. 180, 113 hen, lees: hem. 183, 99 hroeder, lees: broeder. 190, II, 11-24, 2 r.v.b. na sensus geen komma. 204, 152 Zie Ps. 73:12. 224, 517 bi, lees: hi. 225, I, 537 C versliinen, lees: verslimen. 226, 557 seuld, lees: sculd. 230, 640 een <sijn> lees: <een> sijn. 233, III, 715, 6 r.v.o. ‘hantsalvinghe’ komt ook voor in de Doctrinael des tijts, een gemoraliseerde grammatica uit de 15de eeuw. Zie Dr. C.G.N. de Vooys in het Album voor Prof. Dr. J. Vercouillie, - 1927 - blz. 117. 246, 200 vroemde beteekent hier veeleer: nuttig. 250, 51 hie, lees: hiet. 251, 91 leren. Joannes, lees: leren Joannes. 251, 98 End, lees: Ende. 252, 107 plaats na geset en na herten een komma. 255, 211 wesen, lees: ruesen. 259, 294 doer, lees: daer. 261, 45 de komma na lichaem vervalt en worde geplaatst na suverlic. 278, II, 116-118, 3 r.v.o. reventia, lees: reverentia. 279, II, 137-158, nr. 2 charistis, lees: charitatis. 291, 38 opdat si, lees: opdat hi. 295, 144 salicht, lees: salich. 299, 54 in, lees: is. 299, 55 komma na paradijs. 314, II, 9-21, 1 r.v.b. Epiphani, lees: Epiphania. 317, 67 komma na pharizeen vervalt en worde geplaatst na <daer>. 350, I, 35 GDB, lees: GHB. De lezing van DA verdient de voorkeur. 362, 98 sonden, lees: souden. 400, 138 erentrijc, lees wellicht beter: erenstrijc = vol van ijver. 406, 21 di, lees: die. 407, III, 54, 5 r.v.o. tot hem, lees: tot hen. 409, I 133 beraet, lees: bernet. 411, 137 Dit exempel wordt ook gebruikt door W.v. Hildegaersberch - ed. Bisschop - Verwijs, blz. 67. 412, I, 158 sonden, lees: souden. 415, II, 5-24, 2 r.v.o. autem, lees: inter. 426, 73 menichvoudelick beteekent hier wellicht onbetrouwbaar. Zie Deel I, blz. 160. | |
[pagina 275]
| |
Deel III.19, 154 een, lees: en. 24, II, 54 Ipse, lees: Ipsa. 26, III, 102 houwer kan hier niet beteekenen: ploegmes, zooals De Vooys in Ts. XXII en Verdam in Mnl. Handwb. meenden, daar in deze passage reeds te voren van het couter sprake is. Die houwer des ploechs is: de ploeger. Vgl. het Mnd. plôchholder, dat volgens A. Lübben, Miltelnd. Wörterbuch: Pflughalter = Pflüger beteekent. Holder > houder en daar tusschen ou en e de d dikwijls > w, ontstond houwer. (Zie Franck, § 115, 5.) 110, 457 voort, lees: woort. 179, II, 7-12 c. 56, lees: c. 66. 216, 266 alen, lees: len. 427, 98 deze regel moet geschrapt worden. 428, 145 is, lees: in. 439, II, 29-14, laatste r. piisimum, lees: piissimum. 460, 223 hiel, lees hiet. 494, 199 op, lees: of. 544, 250 inseel niet bij Verdam, maar wel: eensedele. 563, 287 vernemel van sinnen: leergierig van verstand. 601, 225 contsten, lees: consten. 648, 132 staet, lees: slaet. 659, 198 anden, lees: anders. |
|